HAMMOND NEW B-3

DE UITDAGING (1)


Eén van de grootste uitdagingen waarvoor een fabrikant zich kan stellen is een oorspronkelijk hoog gewaardeerd product opnieuw in productie te nemen. Het weer in produktie nemen van de Hammond B-3 volledig gebaseerd op het origineel uit 1955, maar nu helemaal aangepast aan de huidige stand der techniek, echter zonder daarbij aan integriteit te verliezen.

Er komt overigens wel wat meer bij kijken dan een Hammond op een Hammond laten lijken, want dat is toch een kwestie van een goede meubelmaker? Er zijn weinig instrumenten, die zo vol tegenstrijdigheden zitten als een oude B-3, want het principe lijkt ongelooflijk simpel.
Net als een Fender Rhodes, die niet meer dan een verzameling hamertjes lijkt die elk op een stukje fietsspaak slaan, welk pingeltje dan opgenomen werd door een opgerond koperdraadje met onder die fietsspaakjes een klankstaafje, welke er voor zorgde, dat het geluid nog even blijft hangen.
Zo ook lijkt een Hammond B-3 in wezen niet meer dan een verzameling ongelijk  gekartelde tandwieltjes, die met hun karteltjes langs vergelijkbare gewonden koperspoeltjes draaien, die dan voor een elektrisch stroompje zorgen. Nog een paar radio buizen om de boel te versterken en klaar is Kees, d.w.z. klaar was Laurens.

Maar wat het geval? De signalen, die door deze systemen afgegeven worden behoren tot de meest complexe in de hele muziekinstrumentenwereld. Het zit namelijk zo, dat bijv. tijdens het ronddraaien van de centrale toonwielas met maar liefst 1200 toeren per minuut, er een ongelooflijk aantal lekstroompjes ontstaat. En een magneetspoel is er juist voor gemaakt, om zelfs de méést geringe stroompjes om te zetten in geluid. Al deze fenomenen moesten door Hammond geanalyseerd en digitaal tot leven gebracht worden en wel tot in detail, wilde het instrument op brede schaal geaccepteerd worden
binnen de podium en home-orgelwereld!

Lees hieronder hoe dit stap voor stap gelukt is.

Uitdaging 1,  De leakage

De Hammond toonwiel generator bevat een reeks metalen tussenschotjes, die de generator splitst in segmenten. Elk segment bevat 2 toonwielen, die zijn aangesloten op een en dezelfde aandrijfas:

Maar er is een zekere mate van "magnetische lekkage" tussen de wielen binnen hetzelfde kamertje, zodat er harmonische "leakage" ontstaat, welke een "bijtoon" kan opwekken, tot zelfs vier octaven boven of onder de aangeslagen toon. Daarbij komt nog, dat dit allemaal weer beïnvloed wordt als meerdere of andere toetscombinaties gespeeld worden. Een van de bekendste bijgeluiden is bijv. die heerlijke bite, in de hogere octaven van  een lekker swingende B-3. Zou je dit allemaal willen sampelen en opslaan dan zou je orgel er uitzien als de eerste IBM-computer en ongetwijfeld een hele fabriekshal innemen.

Uitdaging 2: De toetskontakten

Als je goed kijkt, tel je 9 toetskontakten (per toets) en voor élke drawbar één.
Dit lijkt heel simpel maar genereert echter opnieuw een complex aantal "bijwerkingen"
De 9 kontakten (per toets) werkten

 

niet in één keer tegelijkertijd, maar wisselend, soms zelfs na elkaar. Dit is heel gemakkelijk te controleren door al je drawbars open te zetten en vervolgens druk je een toets héél langzaam in. Dan bemerk je, dat zich vanuit het niets een heel toonscala opbouwt: elke millimeter hoor je er wel een voetmaat bijkomen.
Dit geeft een B-3 niet alleen z'n charme, maar véél top-organisten weten deze eigenschap te beheersen en spelen er mee, alsof het orgel aanslaggevoelig is, net als ze dat met de percussion doen.

Uitdaging 3: De keyclick

Hammond orgels en vooral de B-3 laten bij aanslag van de toetsen een klik,- of plopgeluid horen. Dit keyclick-effect ontstaat als alle 9 kontakten onder te toets zich sluiten. Het is een soort mini stroomstootje. En waar hadden we een versterker ook al weer voor opgevoed? Om stroompjes om te zetten in hoorbaar geluid, dus...
De keyclick werd jaren als een ontwerpfout gezien en er werd alles aan gedaan dit te elimineren. Maar u raadt het al: toen Hammond er in slaagde het te verwijderen, steigerde de hele jazzwereld Omdat de keyclick een "levend" effect was, kon Hammond zich bij de New B-3 niet afdoen met een random (willekeurig gegenereerd) sampeltje, zoals in het verleden wel eens gedaan werd. Nee, ook de hele DNA van het effect moest ontrafeld worden.

Het blijft overigens een vreemd verschijnsel dat de vorige eeuw slechts drie totaal nieuwe instrumenten het levenslicht zagen. Levenslicht kan hier letterlijk worden genomen, want het betreft de saxophoon, de Fender piano (vernoemd naar de uitvinder ervan, Leo Fender) en het Hammondorgel. Deze drie klankidiomen zijn the standard of comparison, de standaard tot vergelijk geworden. Alhoewel er veel leven met deze instrumenten gemaakt kan worden, zijn dit toch levende instrumenten, in de zin dat er een ziel in zit.

Kleine tip: Als je snel het verschil tussen een "oude"en een "nieuwe" B-3 wilt zien, zak dan eventje een beetje door je knieën. Bij een "New B-3" zul je (als hierboven) recht onder de klavieren een klein blokje zien. Dit is het uittrekbare edit-gedeelte.