De favoriete lick van Bert van den Brink 

Tekst en foto: Fred Meijer
Artikel uit Turning Wheel 2007-3

 

Voor de komende ledendag (1 september 2007) kunnen we ons verheugen op een optreden van jazzmusicus Bert van den Brink. Een mooie gelegenheid om hem voor deze Turning Wheel te strikken voor de rubriek Gelickt. Echter, Bert heeft géén favoriete lick. En hij heeft ook geen orgel thuis staan voor video-opnamen. Geen nood, Bert weet wel op een andere manier invulling te geven aan deze educatieve rubriek. Bovendien gaat hij de komende ledendag live illustreren wat hij hier vertelt. Dan weet u dat alvast.

"Jij speelt goed orgel, maar Rhoda Scott ís een orgel", sprak Bert's vrouw Medy tegen haar echtgenoot na afloop van ons laatste lustrum. "En daar moet ik haar gelijk in geven", aldus Bert. "Rhoda vreet dat orgel gewoon op, geweldig. IkFoto Bert van den Brink heb tijdens het laatste lustrum geëmotioneerd naar haar geluisterd. Ze werkt naar een soort 'shout' toe en dat blijft dan zo de komende minuut. Gewoon steeds dat ene ding. Zelf speel ik veel onrustiger. Heel knap hoe Rhoda dat doet."
We gaan met Bert praten over improviseren. Wat kan hij ons hierover leren, zodat we zelf weer een stapje verder komen? Maar eerst praten we even over iets anders. We weten dat Bert's hoofdinstrument de piano is. Maar waarom heeft hij thuis in zijn studio geen Hammond staan? "Tegen de versnippering", is zijn antwoord. "Pianospelen vereist de grootste fijnmotorische gevoeligheid. En de meeste conditie. Piano heeft een enorme dynamische bandbreedte. Bij Hammond is dat allemaal niet het geval. De suggestie van expressie doe je op een Hammond niet met je handen, maar zit in de kop van de organist. Zou ik te veel Hammond spelen, dan gaat dat ten koste van de fijnmotoriek en conditie die ik nodig heb voor piano. Bij het spelen op een Hammond doet het lichaam onvoldoende mee. Terwijl het lichaam juist moet helpen bij de expressie van de muziek."
Als je Bert dat hoort zeggen, zou je bijna denken dat hij als muzikant een Hammond helemaal niks vindt…. Maar gelukkig: "Als ik Hammond speel, heeft mijn motoriek vakantie, maar intussen geniet ik ontzettend van die gekke Hammondsound."

Van Hammond naar piano

Als jongeling heeft Bert lang het voornemen gehad om de man te worden die in Nederland het Hammondorgel groot zou maken. "Als kind speelde ik thuis op een Hammond H100. Eigenlijk ongelooflijk dat mijn ouders destijds zo'n duur orgel voor mij hebben gekocht. In die H100 ligt ook de basis voor mijn orgelspel. Ik won concoursen. Mooie anekdote: van het geld dat ik bij een Yamaha-concours had gewonnen, heb ik destijds een Leslie gekocht voor bij de H100. Wat klonk dat geweldig zeg. Tussen de middag rende ik met gevaar voor eigen leven naar huis om orgel te gaan spelen. In zeven minuten was ik er."
Maar Bert kon niet bevroeden dat Hammond in de jaren tachtig qua populariteit in een enorme dip terecht zou komen. "Ik besloot daarom om me op piano te richten. Gelukkig kwam Hammond in de jaren negentig weer terug, maar toen was ik al te ver op piano. Bovendien, Hammond is voor mij niet echt handig. Concertvleugels staan overal, maar Hammondorgels niet. Of slechte orgels, waaraan geprutst is. Omdat ik blind ben, is het voor mij geen doen om steeds mijn eigen orgel mee te sjouwen. Dan is piano toch handiger."


De Hammond als hoorspel

Komt er dan nooit een Hammondorgel in huize Van den Brink? "Misschien dat ik toch nog wel eens mijn slag ga slaan met Hammond. Maar dan zal ik het zoeken in de vernieuwing. Waarbij ik wel wil teruggrijpen op een traditie rond het orgel. Ik denk daarbij aan het orgel in de bioscoop ten tijde van de stomme film. Waarbij de organist met geluid en muziek de film illustreert, op basis van imitatie. De Hammond als een soort hoorspel van Paul Vlaanderen, dat zie ik helemaal voor me. Daar is nog veel te halen."
Bert filosofeert door: "Met de huidige techniek kun je geluiden letterlijk laten horen. Gewoon een sample en klaar. Maar dat is het niet. Het is veel spannender om het geluid te suggereren, bijvoorbeeld met een orgel."
Met een glimlach: "Ik heb daar een prachtig voorbeeld van. Een singeltje van eind jaren vijftig uit de serie 'Tante Tinie vertelt'. Deze mevrouw vertelt het sprookje van de wolf en de zeven geitjes, begeleid door een Hammondorganist. Echt geweldig. Ik heb hem voor de kinderen op cd gezet."
Bert spurt naar boven om de cd op te halen. Hij zet de cd op en geniet zichtbaar van de vertelling van Tante Tinie én het begeleidende Hammondspel. "Moet je horen. Wat die organist doet, is gewoon avant-garde. Heel bijzonder. Als ik iets vernieuwends ga doen met Hammond, zit ik toch in die richting te denken."
We wachten in spanning af.


Improviseren

En dan nu het educatieve deel. Improviseren. Wat kan Bert ons leren zodat wij weer een stapje verder komen in ons improvisatiespel achter de Hammond? Eerst wil Bert iets algemeens kwijt. "Niet alles wat improvisatie lijkt, is echte improvisatie. Zo worden in de blues veel standaardlicks gebruikt. Die klinken lekker en de muzikant speelt ze op zijn moment en op zijn manier. Maar het is improvisatie langs een gebaand pad. Bij echte improvisatie zoek je voortdurend naar de grenzen van het gebied waarin je je veilig voelt."
De schrijver dezes is al blij als hij zich met die standaardlicks redt. Maar we hebben nu de kans om iets van Bert te leren, dus we gaan door. Ik schets Bert mijn eigen situatie. Mijn Hammond Porta-B staat in de schuur (herkent u dit?). Als 's avonds de kinderen in bed zijn (of geacht zijn daar te zijn), duik ik de schuur in, zet wat fietsen aan de kant, haal de doeken van het orgel af en switch de toonwielen aan. Ik ben niet zo'n bladmuziekman en het liefst improviseer ik. Meestal blues. Dat gaat de ene avond beter dan de andere. Het gebeurt me nog wel eens dat een lick lekker begint, maar halverwege niet meer dat vertelt wat ik wilde vertellen. Wat te doen?
"Bij improviseren loop je vaak tegen het probleem aan van de 'busy line', zoals ik het noem", antwoordt Bert. "Je bent dan te druk met jezelf. Je zit achter het instrument en denkt 'ik moet mijn best doen'. En door die gedachte verdwijnen de meest natuurlijke ingrediënten van je spel."



Fraseren en niet doordreutelen

Bert vervolgt. "Probleem bij orgelspelen dat je altijd kunt doorspelen en niet van je ademhaling afhankelijk bent, zoals bij praten en zingen. Als je zingt of praat, word je door je ademhaling gedwongen om te fraseren. Dat is het maken van zinnen. Het advies dat ik aan iedere toetsenist wil geven, is: fraseer! Dat moet ik ook voortdurend tegen mezelf zeggen. Want achter een toetsinstrument blijft het verleidelijk om achter elkaar door te dreutelen."
Speel dus zo alsof je tussendoor moet ademhalen. "Er moeten reflectiemomenten zijn. Wees niet bang voor pauzes. Acteurs moeten zich daarin ook trainen. Speel je noten en geef ze de kans om helemaal in de muur van je schuur of waar je ook zit, te absorberen. En speel dan pas weer verder."
Volgens Bert kun je je daar als organist in trainen. "Ga achter je orgel zitten. En spreek met jezelf af: ik speel steeds vijf noten en dan pauzeer ik. Dwing jezelf om een hele maat of zelfs twee maten stil te zijn. Neem het op en spreek zelf vooraf in wat je gaat doen. Zulke lange pauzes ga je op de bühne misschien niet nemen, maar je traint zo wel het gefraseerd spelen."

Niet altijd eindigen op een punt

We blijven nog even in de vergelijking met het zeggen van zinnen. Bert gaat verder. "Probeer geaffecteerd te fraseren. Niet iedere zin die je zegt, hoeft te eindigen op een punt. Eindigen op een komma of vraagteken kan een mooie spanning oproepen. Een komma of vraagteken is spanningsverhogend, een punt is spanningsverlagend. Zo van 'is de aarde plat?' en vervolgens 'of is de aarde rond?'. Vertaal zo'n vraag in je muziek."
Speelt Bert zelf zo? "Op mijn beste momenten wel. Maar ik sta voortdurend onder druk van mijn eigen persoonlijkheid. En ik ben nu eenmaal een druk mannetje. Hoewel het me geweldig lijkt om voor een publiek van 40.000 man drie noten te spelen en dan twee maten helemaal niks te doen. Dat is durven. Maar zo ver ben ik nog niet."
Bert wil ook graag iets kwijt over hard spelen. "Over het algemeen wordt er te hard gespeeld. Eigenlijk door iedereen die op een elektrisch instrument speelt. Speel alsjeblieft zachtjes. Het reinigt je gehoor. Vind je het als luisteraar te zacht? Geen probleem, kom gewoon dichterbij zitten. Dan voel je ook lekker het briesje van de leslie door je haren wapperen. En als het een keer hard moet, prima."
Expressie is volgens Bert wezenlijk iets anders dan hard spelen. "Expressie is jezelf groot maken. Bijvoorbeeld door je achtsten breed te maken. Dat zeg ik wel eens tegen mezelf: vandaag heb ik brede achtsten."

Meer informatie over Bert: www.bertvandenbrink.com. Daar kun je je ook inschrijven voor Bert's Bytes, oftewel Bert's wekelijkse interconcerten.