Tekst: Herbert Noord
Artikel uit Turning Wheel 2011-3
Organist Herbert Noord is een schier onuitputtelijke bron van avonturen met een Hammond. Ditmaal een geschiedenis met een wraakzuchtige uitbater.
Dat Hammondorgels wel eens voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor het doel waartoe zij ontworpen waren, zal de ware Hammondliefhebber niet ontgaan zijn. Zo hadden Terry Jones en Terry Gilliam, beiden verbonden aan Monty Python's Flying Circus, de aardige gewoonte in sommige sketches in hun blootje voor een Hammond L100 aan te schuiven. De Hammond als schaamlap.
Ook in menige griezelfilm vielen vele, vaak zeer gemodificeerde Hammondorgels, te aanschouwen. Sommige als afsluiting van donkere krochten waarin het daglicht niet velende zaken plaatsvonden. Bij het indrukken van een bepaalde toets zwaaide het orgel dan opzij. Andere als excuus voor de door duistere driften bevangen bespeler, die bij het aanzwellend orgelgeluid zijn snijtanden secuur aflikte.
Hoewel ik mijn B3 nooit als schaamlap heb hoeven te gebruiken en ik niet schrik van een straaltje zonlicht, zijn mijn orgel en ik wel eens oneigenlijk gebruikt. Iedere muzikant weet dat hij geluidsoverlast kan veroorzaken. Zeker in het huidige Nederland, waar de zenuwen al strak gespannen staan, kan het oefenen op een instrument tot oorlog leiden. Talloos zijn dan ook de zaken waarin de kantonrechter dient te beslissen of er nog wel geoefend mag worden. En, indien ja, wanneer en hoe lang.
Als in de uitspraak is bepaald van twee tot drie uur 's middags, dan dient de zich bekwamende muzikant er voor te waken deze tijdslimiet te overschrijden. Dit is niet altijd het geval, want sommigen schuwen de confrontatie niet. Die gaan de strijd aan tot een van beide partijen het onderspit heeft gedolven. Soms letterlijk. Lieden met een zwak hart wordt dan ook aangeraden zich van deze tak van sport te onthouden.
De kroegbaas die ons had gevraagd voor een optreden, behoorde (zo bleek weldra) tot de sportievelingen. Hij had zich niet uitgeput met het edele biljartspel, noch met het net in zwang rakende pijltjes gooien. Nee, zijn sportieve prestaties lagen op het terrein van het 'buren tergen'. Dit wisten wij, onschuldige cultuurboodschappers, niet. Ons was onbekend, dat wij niet waren ingehuurd ter 'leringhe ende vermaeck', maar uitsluitend om de buren snoeihard de dampen aan te doen.
De aanmoediging van de kroegbaas, om er maar eens lekker hard tegen aan te gaan -'draai die volumeknop maar flink open, hoor jongens'- vonden wij wel opmerkelijk, vooral uit de mond van een uitbater. Eigenlijk waren wij tot dusverre alleen maar op tegenovergestelde opmerkingen getrakteerd met negatieve uitschieters als 'kan die klereherrie niet wat zachter' en 'zal ik die teringtoeter 's door je strot douwen'.
Ook zal ik niet licht de avond vergeten, dat wij voor een optreden in een hoofdstedelijk etablissement waren ontboden. De gitarist, tenger van postuur, kwam met een simpel en handzaam versterkertje binnen. Nauwelijks had de waard, type sumo-worstelaar, de combinatie in het oog gekregen of hij schalde: "Wat is dat. Ik zie het al: een gitarist. En wat heeft die gitarist bij zich. Inderdaad een versterker. En wat gaat die gitarist doen? Niet met zijn tengels aan de volumeknop zitten. Je zet hem op één, dat is hard genoeg en laat ik je verder niet horen."
Hier sprak 'een oprechte liefhebber' en een kenner van het metier. Blij als wij waren nu eens niet gehinderd te worden in onze dynamiek, werden de registers flink open getrokken. Iets wat bij een Hammondorgel, mits voorzien van een deugdelijk versterkingssysteem, toch al snel de vergelijking met onverantwoord laag overvliegende Jumbo's oproept. Het heeft wel wat, als het zwelpedaal eens onbekommerd mag worden ingetrapt.
In de pauze, kwam de baas naar ons toe. Verwachtend op vermanende toon te worden toegesproken over het opgeroepen volume, kwam het als een verrassing te mogen vernemen dat het best nog wel wat harder mocht. "Gooi er maar rustig nog een schepje bovenop", zei hij aanmoedigend maar met een zekere dwang in zijn stem.
Wij waren halverwege het tweede nummer, een gevoelige absoluut niet luid vertolkte ballad toen de buitendeur open zwiepte en een heer van middelbare leeftijd in duidelijk geagiteerde toestand naar binnen stormde. "Vuil stuk vreten. Van Meegeren tapper. Ziekmaker. Ik zal je krijgen schoft." Het op luide toon door de nieuwkomer uitgesprokene miste zijn uitwerking niet. Althans niet op ons, want getraind als muzikanten zijn op de onverwachte situatie, hadden wij meteen door dat het hier een serieuze zaak betrof.
"Doorspelen jongens, trek je niets aan van die zultkop hoor", bemoedigde de baas. Over dat doorspelen begonnen wij zo onze twijfels te krijgen, vooral om dat de met zultkop aangeduide met een stoel begon te zwaaien. De baas die ook in de gaten kreeg dat het cafémeubilair gevaar liep, kwam dreigend vanachter de tap vandaan. Hierop smeet de agitator de stoel neer en verliet schielijk het etablissement.
Wij hervatten onze uitvoerende taak met af en toe een steelse blik op de buitendeur. Net toen wij een op vol volume vertolkte gospelachtige song hadden ingezet, de uitbater keek blij in onze richting, zwaaide de deur open en trad de stoelheffer voor de tweede maal die avond binnen. Hij was nu echter in het gezelschap van twee jeugdige in politie-uniform gestoken en van een vlassig baardje voorziene welzijnswerkers.
Zeker wetend dat de geüniformeerde binnenkomers zich niet hierheen hadden gespoed ter nuttiging van een kopje koffie, haalde ik mijn voet van het zwelpedaal. Ook de drummer hield op met spelen en in het nu ontstane akoestisch vacuüm sprak de door de sterke arm vergezelde met een knerpend stemgeluid: "Ik heb jullie gewaarschuwd."
Eén van de in een politie-uniform gestoken welzijnswerkers kwam naast mij staan en zei: "Ik moet u helaas verzoeken op te houden met spelen, daar anders de vergunning van deze tent gevaar loopt." De baas die zich inmiddels bij ons gevoegd had, haalde zijn schouders op: "Niks geen gevaar. Jullie kunnen wel dreigen, maar ik heb een door de burgemeester zelf afgegeven vergunning voor levende muziek. Dus gewoon doorspelen", zei hij in mijn richting wijzend. "Maar dan wel zachtjes", vulde de vlasbaard aan, "anders moeten wij toch werkelijk optreden".
"Zo jongens gaan jullie maar weer lekker achter de warme kachel, het is hier toch bijna afgelopen, van ons heb je geen last meer." Deze door de uitbater op geruststellende toon uitgesproken woorden misten hun uitwerking niet en het tweetal geüniformeerden verliet het pand, mokkend gevolgd door degene die ze had opgetrommeld.
"Zo gaat het nou elke keer", zei de baas zich tot mij wendend.
"Elke keer?"
"Ja, ik haal hier altijd bandjes naar toe, die lekker hard kunnen spelen, want dan weet ik zeker dat mijn buurman niet kan slapen".
"??"
"Kijk die buurman, die vent die met die stoel begon te zwaaien, die heeft er voor gezorgd, dat ik mijn laden- en lossen plaats voor de deur hier kwijtraakte. Want hij altijd last van het gerinkel van de lege flessen en van de bierfusten, beweerde hij. En hij heeft net zo lang lopen zeuren tot ze hem inderdaad zijn zin hebben gegeven. Mijn laden- en lossen plek werd opgeheven en nu loop ik regelmatig een bekeuring op, omdat ik hier niet meer mag staan, allemaal dankzij zijn gezeur."
Hier zweeg onze tijdelijke werkgever even.
Het gevoel gebruikt te zijn voor oneigenlijke doeleinden kon ik niet van mij afzetten toen deze waard besloot met:
"Maar ik heb mijn wraak. Hij moet voor zijn werk vaak nachtdiensten draaien en nou zorg ik er voor, dat als hij vrij heeft er levende muziek is. Dan weet ik zeker, dat hij niet kan slapen. Dan krijgt hij de pest in en trommelt de politie op. Nou, dan geniet ik hoor. Ik weet zeker dat als ik het nog een tijdje zo volhoud hij wel gaat verhuizen." ◄
Op deze website plaatsen we cookies die de website goed laten werken of anoniem het gebruik van onze website analyseren.
We plaatsen geen cookies waar u toestemming voor moet geven. Meer informatie vindt u in onze privacyverklaring of geef akkoord en sluit deze melding.