Muzikale Turbotaal 01-20

Door: Patrick Holleeder


1. Lick
Een patroontje welke steeds in toonhoogte wordt verplaatst, maar als kort melodisch motief toch steeds herkenbaar blijft (vaste volgorde wat betreft de afwisseling van de hoge en de lage tonen binnen het motiefje zelf). Dit motiefje wordt in de regel op het moment zelf geïmproviseerd. Een lick kan enkele tellen, maar veel vaker, ook enkele maten duren.

2. Vamp
Herhalend akkoordenschema bestaande uit slechts 1, tot doorgaans maximaal 4 akkoorden om over te improviseren. Zeer gebruikelijk in Jazz-muziek en dan ook specifiek bij Fusion en Funk-stijlen. Dit improviseren kan minuten duren, zelfs als de vamp maar over één akkoord gaat. Een vamp heeft qua constructie/compositie veel weg van een turn-around (zie TurboTerm 25).

3. Riff
Een bepaald patroon, dat je kunt herhalen. In tegenstelling tot een Lick (zie TurboTerm 1) is een riff doorgaans van te voren gecomponeerd.

4. Spelen als een olifant (2 betekenissen:)

  1. te plat getimed! (als negatieve opmerking bedoeld!). Je moet juist noten spelen tussen de tellen i.p.v. er precies op!
  2. Juist wél heel erg op de tel moeten spelen, 'kwartnoten-spel' (meer bedoeld als een adviserende opmerking).

5. Cool
Een bepaald nummer of uitvoering bevat een goede combinatie van geluid/klank en compositie.

6. Groove
Een totale ritmische begeleiding d.m.v. een specifieke ritmepatroon (vamp of lick) en duidelijke timing. Vaak over maximaal 4 maten uitgesmeerd en wordt dan doorlopend het hele nummer herhaald. Hier is het dus geen solistisch gebeuren, maar gaat het puur om de achterliggende begeleiding ten behoeve van een solist.

7. Hoem-pa-pa
Overwegend negatief bedoelde benaming van een ritme-patroon (doorgaans een Weense wals of Marsmuziek) met overdreven accenten op de hele (vaak 3) tellen en een behoorlijk aanwezige nadruk op de eerste tel van de maat. 'Draaiorgelmuziek' of de nog beroerder bedoelde uitleg 'muziek met een zwengel'.

8. Swing (2 betekenissen:)

  1. Staat er swing boven een stuk, dan moeten de achtste noten met een triolenfeeling gespeeld worden (neutraal). (Zie ook TurboTerm 36).
  2. MEER ALGEMEEN GEBRUIK van de term swing: Als het niet swingt, zit er iets fout. (negatief aansporend bedoeld), zie ook de zeer bekende uitdrukking: 'Vandaag swingt het wel', wat betekent zoiets als: Vandaag gaat het wel goed of zit het wel snor.

9. Spierballenmuziek
Muziek die meer voor het effect op de luisteraar bedoeld is dan voor het overbrengen van de inhoud. Meer ten toon spreiden van ('het denken' te bezitten van) extreem gevorderde techniek ten aanzien van snelheid (veel -inspiratieloze- noten in één maat of per minuut, dat wordt met een officieel erkende en aanvaarde term noten-poepen genoemd! Zie verder ook overgearrangeerde nummers (onnodig veel ritmische en/of harmonische chaos) behoren tot deze categorie. Ook demonstrateurs in muziekwinkels kunnen zich hieraan schuldig maken…

10. Termen luid of hard
Klassieke musici hebben meestal liever over 'luid' spelen, wanneer musici in de Lichte Muziek het hebben over 'hard'. Hard kan namelijk óók een term zijn dat slaat op de klank van een instrument: een instrument kan een 'hard' geluid hebben, terwijl er op dat moment zacht op gespeeld wordt.

11. Vet (geluid)
Veel lage en hoge tonen. Ook wel goed gedefinieerd geluid. Middengebied klinkt neutraal.

12. Distortion
Vervorming van het geluid.

13. Overdrive
Oversturen van het geluid.

14. Lui(e vibrato)
Lui in de muziek betekent juist niet gemakzuchtig o.i.d., maar: niet onder controle. Vaak in één adem genoemd in combinatie met vibrato. De vibrato komt dan niet geleidelijk aan (soort delay), maar is gelijk na de inzet aanwezig en dan vaak als een extreme bibber-triller. Zo'n veel te snelle vibrato wordt dan een tremolo genoemd. Maar samengevat wil dit dus eigenlijk zeggen, dat juist de muzikant in kwestie (te) lui is om de vibrato met beleid uit te voeren. Kan ook gelden voor blaas-instrumentalisten.

15. Dynamiek
De dynamiek van een ieder willekeurig  instrument wordt bepaald door het verschil in geluid (gemeten in dB) tussen het hardste (of sterkste) en het zachtste bereik.
PRAKTIJK-FOUT: Het wil niet zeggen dat alles wat hard klinkt, gelijk ook een grote dynamiek heeft. Daarvoor moet dat geluid ook zacht kunnen, want bij dynamiek gaat het om de grootte van het verschil tussen hard en zacht.

16. Geluidstyperingen

  • Iel = schraal ofwel gering in omvang.
  • Neuzig/nasaal = niet open, geknepen, door de neus gesproken of gezongen.
  • Fris = in de muziek meestal bedoeld als 'nieuw' of op zijn minst 'vernieuwend'.
  • Open = dat het juist niet één brij is, maar dat alle verschillende klanken (uit een orkest bijvoorbeeld) in het totaalbeeld goed herkenbaar zijn: goed definieerbaar uitgebalanceerd totaalgeluid.
  • Helder = klankvol, niet dof of wollig, wordt ook gebruikt als een omschrijving voor zuiver of rein.
  • Mat = geluid zonder een krachtige aanwezigheid, geluid dat niet echt goed doordringt, dus in feite slap overkomt en niet levendig is.
  • Scherp = veel hoge (boven)tonen.
  • Metalig = scherp, blikkig.
  • Wollig = dof, vaak ook dun, weinig scherpte/hoogte.
  • Naturel = vrij van effecten om het geluid (ernstig) te beïnvloeden, zoals nagalm- en choruseffecten.

17. Pappelen (Begrip bij piano's en vleugels)
Wanneer het mechanisme van het toetsenbord zo slecht staat afgeregeld, dat bij het indrukken van een toets de hamer twee keer de snaar raakt, waardoor je twee keer een aanslag hoort van dezelfde toets! Dit wordt dan een pappelende snaar genoemd.

18. Omklappen
Met omklappen wordt het volgende bedoeld: Nadat er een bepaalde greep of akkoord is aangeslagen, de daarop volgende greep op het toetsenbord daar vlak naast ligt (zowel mogelijk ter linkerzijde als ter rechterzijde van de vorige greep). Hierbij wordt de hoogste toon van de eerste greep, in de volgende greep de laagste toon (of andersom). De greep valt dus letterlijk om naar één kant. Het kunnen ook letterlijk omkeringen zijn van een zelfde akkoord, maar dat hoeft dus niet. Speeltechnisch is het natuurlijk het mooiste als je tijdens het omklappen van een greep, de vingers kan laten staan op die toetsen die in de volgende greep ook weer voorkomen, maar dat lukt lang niet altijd. Maar er moet dus minstens één toets in beide grepen voorkomen, wil je het omklappen kunnen noemen.

19. Transponeren
Een nummer vooraf in een andere toonsoort zetten. Soms ten behoeve van het mee laten musiceren van een blaasinstrumentalist, zanger(es) of om zelfs specifiek met een midi-file mee te kunnen spelen. Meer hierover zie ook TurboTerm 30. Een algemeen bekend muzikaal truukje wanneer je totaal geen beschikking hebt over een knop transposer of wanneer je met bladmuziek zit, wat in een moeilijke toonsoort staat (en wat je graag zou willen transponeren om het leesbaarder of speelbaarder te maken) is het veranderen van het aantal voortekens! Als het totaal maar 7 is, d.w.z. 4 mollen vooraan de balk, kun je vervangen met hetzelfde notenschrift door 3 kruisen. 6 kruisen vervangen door 1 mol, 5 mollen vervangen door 2 kruisen etc. Let op: De nieuwe toonsoort is nu wel een halve toon lager of hoger geworden, maar als het goed is, óók beter uit te voeren. Het is bij toevallige voortekens (herstellingstekens bijv.) die bij de noten zelf staan wel even opletten welke je in de vervangende toonsoort moet pakken. Misschien kan je eigen klankvoorstelling je hierbij van pas komen (zie TurboTerm 56 & 81).

20. Moduleren
Een nummer tijdens het spelen (bijvoorbeeld halverwege het nummer of voor het laatste refrein) in een andere toonsoort spelen (i.t.t. transponeren). Ook kan er gemoduleerd worden in een medley op het moment dat het volgend nummer van de medley ingezet wordt. Het truukje besproken bij TurboTerm 19 werkt in muzikaal opzicht bij moduleren overigens niet!