Muzikale Turbotaal 61-80

Door: Patrick Holleeder

61. Triller
Een muzikaal interessant techniekje, mits goed uitgevoerd(!!), waarbij een melodietoon snel wordt afgewisseld met de eerstvolgende hele of een halve toon daarboven, afhankelijk van de toonsoort van het nummer. De bedoeling is dan wel dat een dergelijke triller zo snel gaat, dat de noten die bij de triller betrokken zijn afzonderlijk niet te herkennen moeten zijn. Het gaat namelijk om het effect als totaalklank en niet zo zeer om de notenkeuze van dat moment. In feite is het een legale manier van spierballenmuziek (gaat immers ook om het effect), maar de componist heeft het zo gewild. Een triller wordt ook nooit op het bladmuziek helemaal uitgeschreven, daar gaat de triller als het goed is te snel voor (en neemt het daardoor teveel ruimte op het bladmuziek in). Boven een noot staat de aanduiding tr.~~~~. De triller duurt net zo lang, als de hoofdnoot aan lengte aangeeft en moet ook eindigen met de hoofdnoot zelf! De kwaliteit van de triller hangt heel sterk af van het technische vermogen van de speler zelf. Vroeger zat er nog geen rechterpedaal op een piano, dus toen was dit de manier om een bepaalde noot langer te laten doorklinken, zonder dat deze steeds zachter werd.

62. In dit nummer zit een lekkere 'drive'
Eigenlijk een totale beoordeling van een bepaalde uitvoering, gebaseerd op het feit of het nummer lekker doorloopt (de continuïteit van het nummer) en enigszins toegankelijk of gangbaar klinkt. De luisteraar moet niet het gevoel gaan krijgen op het verkeerde been te worden gezet. Ook zaak is bij een nummer waar een lekkere drive in zit, dat de uitvoering enigszins ontspannen klinkt en dat de muzikanten niet hoorbaar op hun tenen lopen. Het betekent bij lange na niet hetzelfde, maar met de muzikaal zeer veelvuldige gebruikte opmerking 'Dit nummer rammelt niet' kan indirect ook bedoeld worden, dat er een lekkere drive inzit. Alleen bij de opmerking 'Dit nummer rammelt niet' kijk je erg naar datgene wat allemaal mis zou kunnen gaan, terwijl je bij het woordje 'drive' juist benadrukt wat er allemaal goed gaat.

63. Het verschil tussen rechte en swingende achtsten (incl. 'pedagogische' achtsten)
Dit verschil is in de muziek alles!! Het verschil tussen licht en donker is er bij wijze van spreken niets bij. Maar... Het wordt zelfs nog erger: Op bladmuziek zien beide achtsten er hetzelfde uit. Je moet dus zelf aan de hand van de compositie gaan bepalen of de componist de rechte of de swingende achtsten heeft bedoeld. En, je mag daarbij ook nog niet eens een foute beslissing nemen, want kies je per ongeluk voor de andere soort dan klinkt dat heel lachwekkend. Dergelijke achtsten zijn namelijk compleet NIET uit- of inwisselbaar. Vaak word je door de begeleidingsautomaat wel op het juiste spoor gezet. Als de automaat swingende achtsten in de begeleiding speelt, dan kan je er geen rechte achtsten bij spelen. Dat gaat tegen je muzikale natuur in. Je moet er zelfs hard voor studeren, want zonder oefening krijg je dat niet eens voor elkaar. Niet bang zijn, nadat u dit gelezen dat u in de toekomst geen achtsten meer durft te spelen, bij de gemiddelde muzikant (ook hobbymatig) wordt instinctief altijd voor de juiste achtsten gekozen. Dat gaat over het algemeen vanzelf. Het verschil in uitvoering zit hem in de onderlinge verhouding tussen de achtsten zelf. Twee achtsten duren samen één tel: Bij rechte achtsten wordt dat precies keurig verdeeld in een halve tel voor de ene achtste en een halve tel voor de andere achtste.
Bij de meest gebruikelijke swingende achtsten, worden die achtsten (die ook samen één tel duren) als volgt verdeeld: Die ene tel gaan wij in drieën verdelen. De eerste twee delen (2/3) zijn dan voor de ene achtste en het resterende laatste deel (1/3) is voor de andere achtste. Hierdoor ontstaat er een triolenfeeling (zie ook: TurboTerm 36). Immers, we hebben een tel in drieën verdeeld, maar veel belangrijker nog: de achtsten zijn nu ONGELIJK qua lengte. De eerste achtste duurt nu twee keer zolang als de tweede achtste (de onderlinge verhouding is dus 2:1). En daardoor huppelen deze achtsten (lang-kort, lang-kort, lang-kort etc.) en gaan ze swingen. Begrijpt u nu ook waarom ze swingende achtsten worden genoemd?
Er bestaat trouwens nog een andere, vrij onzinnige, omschrijving van swingende achtsten. Deze worden ook wel ronde achtsten genoemd en rechte achtsten ook wel vierkante achtsten. Lijkt wel een aflevering uit Sesamstraat. Of je de achtsten met deze omschrijvingen beter gaat spelen, betwijfel ik.
Een enkele keer worden swingende achtsten echter wél aangegeven (vooral in lesboeken en 'easy-to-play' boeken etc.), maar op een onjuiste manier! Goed dat deze serie ook gaat over de praktijk en niet alleen puur de theorie behandelt. Laat u zich dus niet van de wijs brengen. Swingende achtsten worden altijd gespeeld zoals hierboven beschreven, maar soms opgeschreven als een achtste noot met punt in combinatie met een zestiende noot. Hierdoor is de verhouding verkeerd, want hierdoor wordt een tel in vieren verdeeld en zijn de eerste drie delen maar liefst voor de ene achtste (3/4) en het laatste vierde deel (1/4) voor de andere achtste. Hierdoor is de verhouding 3:1. Nu duurt de eerste achtste maar liefst drie keer zo lang als de tweede achtste. Nou, u merkt het vanzelf wel: want op deze manier gespeeld, wil het gewoon niet swingen! Deze soort (3:1) noemen we ook wel pedagogische achtsten, als muziekleraar makkelijker uit te leggen en als leerling makkelijker te begrijpen en te spelen voor hetzelfde resultaat(!), maar formeel én wiskundig onjuist. Zo zie je maar weer hoe de mens zich van nature (muzikaal) laat beetnemen. Pedagogische achtsten lezen en toch (ongemerkt) de swingende spelen... Gelukkig maar, want als deze pedagogische achtsten (1:3) precies zo zouden worden uitgevoerd, dan zou de gezegde uit TurboTerm 8 van deze serie 'Vandaag swingt 't niet' kunnen zijn. En trouwens niet alleen vandaag, ook morgen en de dagen daarna wil het nog steeds niet swingen. De verhouding 3:1 komt ook veel klassieker over. Niet dat daar op zich iets mis mee is, maar als je nu als bedoeling hebt, dat je swingende achtsten wilt spelen, tja... Voor keyboard-bespelers: luister goed naar de bekkens (hi-hats) van de drummer. Daar is het altijd zeer goed aan te horen of de achtsten recht of swingend gespeeld moeten worden bij het gekozen ritme of style (en soms ook aan de lopende bas of aan de fills van bijvoorbeeld de pianist door de begeleiding heen).

64. Een bluesschema
Een vast internationaal afgesproken schema bestaande uit 12 maten met een vaste akkoordenvolgorde. Een dergelijk schema kan onbeperkt herhaald worden, waarbij muzikanten er ook over gaan improviseren. Immers, een bluesschema bevat alleen vaste akkoorden, maar heeft helemaal geen melodie. Deze moet er dus ter plekke op verzonnen worden, dat wordt gewoon improviseren genoemd. Als een bandje een soundcheck doet (luisteren of het geluid goed staat afgesteld en alle muzikanten goed in balans staan), wordt er vaak een bluesschema gespeeld. Ook als bij een jamsessie de muzikanten niet meer weten wat ze willen gaan spelen, kan er altijd nog een bluesschema worden gespeeld. Let op: voor zangers en zangeressen is er dus geen melodie, laat staat tekst, dus zij zullen over een bluesschema moeten gaan scatten (Zie TurboTerm 38).
Een bluesschema kan in elke toonsoort gespeeld worden. Als we even uitgaan van de toonsoort C dan is een bluesschema als volgt:

  • Maat 1 - 4: C7 akkoord
  • Maat 5 - 6: F7 akkoord
  • Maat 7 - 8: C7 akkoord
  • Maat 9: G7 akkoord
  • Maat 10: F7 akkoord
  • Maat 11-12: C7 akkoord

(Soms wordt in maat 12 een G7-akkoord gespeeld om vervolgens het schema weer te kunnen herhalen)

Sommige nummers zijn trouwens complete bluesschema's. Bijvoorbeeld: Rock Around the Clock en See You Later Alligator volgen helemaal (of bijna) precies de akkoorden van een bluesschema. Een bluesschema bestaat ook in een mineur-variant, maar wordt in die versie aanzienlijk minder gebruikt en op hobbyniveau al helemaal niet. Klinkt namelijk erg als Hoge Schoolmuziek. Ook wel heel logisch trouwens: op een Hoge School is muziek maken ook niet meer (alleen maar) je hobby!

65. Brandhout!
Een totaal-omvattend muzikaal bruikbaar begrip voor de volgende synoniemen: rommelig, ongeorganiseerd, niet goed voorbereid, weinig tot nietszeggends, tenenkrommend etc. Het is binnen de muziek ook een samenvatting van één woord voor de uitdrukking: 'Dit slaat echt helemaal nergens op!'

66. Cover
Een nummer of compositie van een andere band of zanger(es) opnieuw uitvoeren of op de plaat zetten, dan wel vaak in een vernieuw(en)d arrangement. Een dergelijk nummer wordt dan een cover genoemd. Eigenlijk bestaat bij de meeste muzikanten hun repertoire (alleen maar) uit covers.

67. Verschil tussen KM (= klassieke muziek) en LM (= lichte muziek)
Eigenlijk is de opzet van deze serie iets te beperkt om het (grote) verschil tussen KM en LM volledig uiteen te zetten. Het zijn in ieder geval de twee richtingen waaruit je op voorhand moet gaan kiezen als je een opleiding op een Conservatorium wilt gaan volgen. In het algemeen spraakgebruik komt het in kort hierop neer:
KM = proberen tot een goede weergave te komen van wat de componist voor ogen had en op welke manier hij dit stuk interpreteert. De kwaliteit van de uitvoering hangt bij KM in hoge mate sterk af van de techniek van de (uitvoerende) musici. De creativiteit van de muzikant zelf doet er in beginsel wat minder toe. Alles staat op het bladmuziek aangegeven. Het is wél de kunst dat allemaal te kunnen reproduceren op het moment zelf!
LM = proberen tot een goede (enigszins unieke) uitvoering te komen door je eigen creativiteit los te laten op een bestaand schema, door middel van het aanpassen/uitbreiden van het akkoordenschema of het improviseren (solo's spelen) daarover. De gebruikte technieken om dit voor elkaar te krijgen pas je aan, aan je eigen kunnen. Er bestaan legio manieren en technieken om diverse variaties aan te kunnen brengen. Je kan dus helemaal zelf bepalen hoe je dit aan gaat pakken: Hierdoor is binnen de LM wel heel goed het niveauverschil tussen diverse beginnende en gevorderde muzikanten hoorbaar. De één heeft binnen de LM meer bagage om toe te passen dan de ander. Je hoeft in tegenstelling tot KM niet onnodig op je tenen te lopen om een stuk uit te voeren. Technieken die je nog niet of helemaal niet beheerst, gebruik je gewoon (nog) niet. Bij KM heb je die optie niet. Je kan een stuk bij KM technisch aan of niet. Er is geen middenweg bij KM. Bij LM dus wel. In ruil daarvoor moet je bij LM juist creatief zijn, ter plekke ook iets doen met de compositie en het liefst nog iets wat niet eerder bedacht is. Anders is jouw uitvoering één van '13 in een dozijn' en dan val je ook helemaal niet op. Daar hoef je je in de KM helemaal niet mee bezig te houden: gelijk een zorg minder voor de KM. Maar ook tegelijk een nadeel: als je techniek niet goed is, blijft er in de KM bijna niets meer van een nummer over. Je hebt geen mogelijkheid om het met je eigen creativiteit te compenseren, want daar wordt niet naar gevraagd.
LM is trouwens een verzamelnaam voor Rock, Blues, Latin, Funk, Fusion, Pop, Ballads etc. Eigenlijk de hele ritme-afdeling van een gemiddeld keyboard.
Jazz is overigens zo'n breed (zelfstandig) begrip, dat Jazz als enige buiten LM apart vermeld wordt op Conservatorium-diploma's en visitekaartjes. Dat zegt op zich al genoeg. Maar Jazz valt evengoed ook binnen de TurboTerm LM. LM is absoluut niet makkelijker (aan) te leren dan KM. Het woord 'Lichte' slaat absoluut niet op het niveau van de muziek of op de zwaarte van de studie. Een (HBO-)student op het Conservatorium moet zowel bij KM als bij LM gemiddeld 40 uur in de week studeren. Dat maakt dus verder geen enkel verschil.

68. Systeem
Een term afkomstig van het notenschrift. Op zich is er trouwens over deze TurboTerm geen échte onduidelijkheid. Dus dat is niet mijn reden om deze TurboTerm in deze serie op te nemen, maar het is een relatief onbekend begrip. Wordt in de praktijk (te) weinig gebruikt. Maar zo worden twee of meerdere notenbalken genoemd, die tegelijk gespeeld of uitgevoerd moeten worden. Ze worden door een accolade aan elkaar verbonden. Twee balken bijvoorbeeld bij pianospel: één balk voor de linkerhand en één balk voor de rechterhand. Deze twee balken bij elkaar wordt dan een systeem genoemd. Of bijvoorbeeld vier 'zangbalken' bij koorpartijen: sopraan, alt, tenor en bas. Deze moeten immers ook tegelijk gezongen worden. In een dirigentenpartituur staan de grootste systemen. Deze kunnen wel bestaan uit 32 balken, naargelang de grootte van het voltallige orkest. Hier komt de klasse van het vak van een dirigent ook om de hoek kijken: een dirigent moet soms wel meer dan 20 notenbalken tegelijk lezen, aangeven en op eventuele speelfouten beoordelen. Al die balken vormen samen dus één systeem. Het woord systeem wordt vaak vervangen door het simpele woord regel. Maar het woord systeem is duidelijker, omdat de link met de bijgeschreven accolade sneller gelegd of opgemerkt wordt.

69. Wisselbas
Zo wordt de bastoon genoemd waarmee de grondtoon van het akkoord wordt afgewisseld. Doorgaans is de wisselbas altijd de kwint van de grondtoon. Zo is bij een C-akkoord, de grondtoon uiteraard de C en is de wisselbas de G. Bijna alle stijlen maken gebruik van een wisselbas. Dat geldt dan ook voor alle ritmes op een keyboard.

70. Bladerette
Zo kunnen we de (meestal) dame noemen, die bij een concert of uitvoering de pianist helpt met het omslaan van het bladmuziek of partituur. De pianist heeft door de flinke hoeveelheid uit te voeren handelingen vaak geen 'hand meer vrij' om het omslaan zelf te doen. Het is een behoorlijke verantwoordelijkheid voor een bladerette: goed meelezen, niet te vroeg omslaan, maar ook zeker niet te laat en niet te veel! Er was eens een bladerette bij een twee uur durende Piano-recital. Zij was zo zenuwachtig en door de zenuwen sloeg ze soms 2 à 3 bladzijden tegelijk om. Het concert begon om 8 uur, we stonden om half negen al weer op straat!

71. '4 om 4 (met drums)'
Dit is écht vaktaal om te kennen, want als je het begrip '4 om 4' niet kent, loop je je echt suf te praten als bandleider om dit onderstaande aan je combo- of orkestleden duidelijk en toch zo kort mogelijk uit te leggen, zoals ik in de inleiding van deze serie schreef. Bij 4 om 4 is het de bedoeling, dat steeds (tijdens een vaststaand akkoordenschema) om de 4 maten een nieuwe of andere solist van de band (verder) gaat improviseren/soleren. Zo kunnen muzikanten kort op elkaar reageren op elkaars loopjes en verzonnen licks (zie TurboTerm 1) en elkaar uitdagen of elkaar 'eruit spelen'. Op deze manier komen alle bandleden één of meerdere keren steeds voor 4 maten aan de beurt. Een speciale vorm van 4 om 4 is de variant '4 om 4 met drums'. Hierbij worden de (instrumentale) korte solo's steeds afgewisseld met een drumsolo van 4 maten. Bijvoorbeeld: 4 maten piano, 4 maten drums, 4 maten saxofoon, 4 maten drums, 4 maten bas etc.
Als continu maar het akkoordenschema precies wordt gevolgd, dat is de minimale voorwaarde bij elke '4 om 4 (met drums)'. Er bestaan ook varianten, zoals 8 om 8 en zelfs 2 om 2. De procedure blijft dezelfde, alleen het aantal maten is dan anders. Maar 4 om 4 is op afstand de bekendste. Ook logisch wel, in de muziek werkt men het liefst met het getal 4. Was u dat al opgevallen? Een maat heeft (vaak) 4 tellen. 4 maten samen is één regel. 4 regels samen is weer één couplet of refrein. Iets met 4 doet in de muziek het meest natuurlijk aan. Veel akkoorden hebben ook een onderlinge relatie van een kwart ertussen. Dat heeft dus ook weer met 'afstand 4' te maken.

72. Vorm (van een stuk)
De vorm van een stuk houdt in, de precieze (afgesproken) volgorde van het nummer.
Bijvoorbeeld: couplet-1, refrein, couplet-2, refrein, bridge en laatste refrein.
Of bij Jazz-standards: Thema/Chorus (zie TurboTerm 28-4), Solo Piano, Solo Saxofoon, Special (zie TurboTerm 42), 4 om 4 (zie TurboTerm 71) en tenslotte weer één maal Thema/Chorus.
De vorm kan ook worden vastgesteld met letters. Dan staat er op papier een A, B, C en D-gedeelte. En dan wordt de vorm van hetzelfde voorbeeld als hierboven: AABA(thema); AA(solo piano); BA (solo saxofoon); C (special); AA (4 om 4); BA (thema); D (coda-gedeelte = slotstuk, zie TurboTerm 27).
Op deze manier is toch met een zeer beperkte hoeveelheid bladmuziekpapier, alles wordt slechts één keer afgedrukt, duidelijk hoe het verloop van het nummer zal zijn. Al blijft het natuurlijk altijd een verrassing wat er tijdens de solo's gebeurt. Het is gezien het feit, dat je op deze manier maar weinig papier nodig hebt, wel milieuvriendelijke muziek.

73. 1-2-3-2-2-3
Voordat u denkt, dat wat hierboven staat het winnende lotnummer is van deze maand: hierboven staat een professionele manier van aftellen van een snelle waltz (wals). Een (Jazz)waltz-nummer kan soms zo snel zijn, dat het voor een combo of orkest te kort is om alleen met 1-2-3 af te tellen. Een musicus heeft dan te weinig tijd om helemaal goed in het juiste ritme en/of tempo te kunnen beginnen. Dan worden er liever 2 maten gebruikt om af te tellen. Omdat 1-2-3-1-2-3 ook verwarrend is, als je de eerste 1-2-3 enigszins onduidelijk opvangt, is besloten om ook de maten te tellen. Lees maar mee:
1(maat)-2(tel)-3(tel)
2(maat)-2(tel)-3(tel)

74. Syncoop
Deze TurboTerm is een populaire benaming/afkorting voor een syncopische noot en dat is concreet een noot die vóór de tel komt, maar ÓÓK op de tel zelf! Vooral dat laatste is van belang. Een syncoop moet namelijk het gevoel geven dat die noot er te vroeg is! En aangezien je dat pas kunt horen, als die noot op de (eigenlijke) tel ook nog te horen is. Anders valt dat niet op. Dus een achtste noot op de 2-JE is nog géén syncoop: pas als hij met een verbindingsboog verbonden is met (bijvoorbeeld) een kwartnoot op de 3e tel, is het een syncoop. Hij klinkt dan als één noot, die vóór de 3 komt én op de hele derde tel zelf. Een syncoop geeft een swingend effect, doordat hij een extra accent heeft. Opvallen doet 'ie dus zeer zeker, maar nooit op de hele tel!

75. Strings
Soms is het fijn om wat Muzikale Vaktaal te beheersen, maar kan je weer niet eisen dat iedereen die taal ook kent. Over de TurboTerm Strings lijkt er in beginsel geen twijfel binnen de muziek: strings staat voor strijkers. En natuurlijk niet voor de Oudejaarsstrijkers (hoewel daar ook 'muziek' in kan zitten), maar 'een grote groep violisten en cellisten'. Logisch toch? Nou, dat valt toch tegen. Ik was laatst op zoek naar een mooie CD met strijkersmuziek. Ga ik naar de HEMA, zeg ik tegen de verkoopster "Ik zoek iets met strings". Word ik vervolgens verwezen naar de lingerie-afdeling. Over onderbroekenlol gesproken.
Als je trouwens een groep strijkers écht wil beledigen, dan moet je zeggen: "Dat is net een bos viooltjes."

76. Eén-vinger-systeem
Hiermee wordt een bepaalde methode van keyboard-spelen bedoeld. Om de begeleidingsautomaat aan te sturen volstaat het met deze instelling om complete akkoorden te spelen met slechts één vinger. Op een keyboard vaak aangegeven met 'Single Finger'. En dan nu nog even in alle ernst: dit is allemaal ook maar betrekkelijk, want om mineur- of septiem-akkoorden te kunnen spelen moet je er toch weer een (extra) tweede toets bij pakken. Dus als het erop aan komt is feitelijk het 'één-vinger-systeem' als benaming grote onzin. Of ze moeten bedoelen, dat je met één vinger twee toetsen tegelijk naar beneden duwt. Maar of dat zo praktisch is. In de regel wordt er geen muziekles gegeven met dit systeem. Overigens de veelvoorkomende "One-Touch-Setting" lijkt qua term heel erg op het 'één-vinger-systeem', maar heeft hier helemaal niets mee te maken. Puur even ter completering.

77. Verschil tussen een keyboard en een synthesizer
Dit is een veelgestelde vraag en ook nog eens bij leerlingen die met keyboardlessen willen starten en een instrument moeten aanschaffen. De verschillen zijn zo groot, dat het handiger wordt om te vragen wat hun overeenkomst is: Een toetsenbord en een knopje POWER ON/OFF. Voor de rest niets. Ze hebben allebei diverse geluiden en klanken (= samples), alleen op een synthesizer kun je ze wezenlijk veranderen (dus op een keyboard niet of beperkt). Op een keyboard zitten diverse stijlen/ritmes en een begeleidingsautomaat om via akkoorden aan te sturen (en dat zit op een synthesizer weer niet). Je kan kortweg op een synthesizer alleen daarom al geen keyboardles krijgen.
Een ander belangrijk verschil is vaak: op een keyboard zitten luidsprekerboxen (hoe klein of groot dan ook), op een synthesizer niet. Deze laatste moet je altijd apart op een versterker aansluiten om wat te kunnen horen. Gek genoeg zou dit ook op een keyboardversterker(!) kunnen. Dat lijkt in een circus wel op iemand die een hondennummer heeft met een poes die een hond nadoet... Omdat je zo kunt experimenteren met de geluiden veranderen op een synthesizer ontstaan er ook heel veel geluiden die niet op bestaande instrumenten lijken, zoals bij een keyboard wél het geval is. Zodat je ook in tegenstelling tot bij een keyboard kunt zeggen: een synthesizer is een instrument dat nergens naar klinkt en nergens op lijkt. Op het eerste gezicht een vrij grove opmerking, maar wel waar. Als je het maar goed uitlegt, dan is het eigenlijk zelfs een compliment.

78. Hulplijnen
Dit woord is onderhand bekender als een onderdeel van een TV-Quiz, waarbij een kandidaat diverse hulplijnen kan gebruiken om achter een antwoord op een gestelde vraag te komen als de kandidaat het antwoord zelf niet (helemaal) weet: "Ik geef de vraag door aan mijn secondanten." In de muziek is het helder: noten die (ver) onder of boven de notenbalk uit komen, krijgen extra hulplijnen om duidelijker zichtbaar te maken waar de noot ten opzichte van de 5 vaste lijnen precies komt te staan. Doordat er dan 'denkbeeldig' een extra 6e of meerdere lijn(en) zichtbaar worden, kun je hierdoor de afstand beter inschatten/bepalen en de noot sneller lezen en spelen.

79. Workstation
Een workstation is de ideale mix van een keyboard, synthesizer en digitale piano in één. En... ook leuk om te weten: er zitten geen boxen op, het moet dus aangesloten worden op een (keyboard)versterker. Daar herken je een workstation ook aan, puur gemaakt om op een podium te gebruiken met aparte (monitor)boxen en vaak rechtstreeks aan te sluiten op een mengtafel al daar. Die eerder genoemde mix is zo ideaal omdat een workstation daardoor van alle markten thuis is. Alle gangbare functies van een keyboard, zoals een automatische begeleiding, een gigantische hoeveelheid stijlen en opnamemogelijkheden, samen met de mogelijkheden van een synthesizer, zoals geluiden kunnen veranderen of zelf nieuwe samples maken (zie ook TurboTerm 77). Dit alles gecombineerd met twee eigenschappen van een digitale piano, dat wil zeggen:

  1. vaak voorzien van een kwalitatief beter toetsenbord - vaak halfgewogen, dus qua zwaarte tussen een keyboard en een digitale piano in. En…
  2. in tegenstelling tot de gangbare 61 toetsen van een gemiddeld keyboard zitten er op een workstation vaak 76 of meer toetsen. Dus qua omvang een veel groter bereik, bijna dat van een echte piano.

Nogmaals, het enige waar je op inlevert zijn de boxen. Dat maakt namelijk het apparaat een stuk lichter om op een podium te sjouwen. De behuizing is vaak extra stevig (extra aangebrachte rubbers of dikker kunststof), zodat een workstation ook bestand is tegen het zware podiumleven en ook tegen een stootje (of vaak veel meer dan één) kan. Een workstation is vrijwel altijd duurder dan een keyboard.

80. 'Dit rammelt niet'
Met bijvoorbeeld 'Dit nummer rammelt niet' wordt (zoals al gezegd bij TurboTerm 62) bedoeld dat er een lekkere drive in een bepaald nummer zit. Maar het spraakgebruik 'Dit rammelt niet' kan in de muziek op verschillende terreinen worden gebruikt. Specifiek toegespitst op een bepaald nummer, een ensemble of een concert:

  • Dit nummer zit goed in elkaar, qua compositie of arrangement
  • Dit ensemble/combo/bigband zit goed in elkaar, dat wil zeggen qua samenstelling van de muzikanten (= line-up), deze zijn dan goed op elkaar ingespeeld en luisteren goed naar elkaar.
  • Dit concert zit goed in elkaar qua programma(opbouw) en variatie (= setlist). Ook kan bedoeld worden, dat het geluid goed staat afgesteld (balans).