Hoewel qua klankkleur er meerdere modellen zijn, die er mee te vergelijken zijn spreken de B-2 en B-3 toch het meest tot de verbeelding. Met zijn karakteristieke kast, waardoor het publiek goed zicht heeft op het voetenwerk en vooral in combinatie met een Leslie 122 of 147 krijg je de ultieme Hammond-sound. Let wel op, dat de B-2/B-3 een meubel hebben, welke uit de verte erg lijkt,op die van de "Oer-A", maar dat model verscheen al vele jaren eerder en heeft veel technische verschillen.
Het meubel was gebaseerd op een ontwerp van de "Oer-A" door G.H.Stephens, die een grote lijst van uitvindingen voor Hammond op zijn naam zou schrijven, zoals de klokken, de robot-bridgetable en vele instrumenten-designs:
Het is 1949 als de B-2 wordt geintroduceerd, voor een prijs van $ 2288,-. Hij wordt gebouwd (22.000 exemplaren) tot 1954. Het is een volwaardige BV, maar het instrument krijgt nu als extra mee: Gescheiden vibrato, d.w.z. afzonderlijk inschakelbaar per klavier.
Hij werd in de USA en CANADA gebouwd in American Walnut, maar op speciale bestelling ook in licht eiken.
Hij beschikt niet over een percussie-unit, maar dat is bij veel exemplaren later toegevoegd, hetzij met Hammond onderdelen of die van bijv. TREKII
Een B-2 met het PR-40 Toonkabinet (maar met een bank van een latere A 100)
B2 afgesloten
Je ziet, dat de firma nog Hammond Instrument Co. heette. Dit sloeg niet op muziekinstrument, want er werden meerdere produkten op de markt gebracht, zoals hier te lezen is. Hiervoor was het nog de clock-company.
Ook liepen er diverse rechtzaken vanuit de pijporgelwereld, die probeerden tegen te houden, dat Hammond zijn instrument "orgel" zou noemen; en maakten de deal met Hammond, dat er op het typeplaatje gezet werd: Alleen voor Amateur,- en expirimenteel gebruik.
Hier een uitleg-filmpje rondom de B-2.
Een B-2 in restauratie:
Hieronder de voorversterker (pre-amp) van de B-2/ C-2
Hier een fraaie bespeling (aan deze B-2 is later percussie toegevoegd).
En hier de originele B-2 van BB-King in 2015 aangeboden door de "B-3 Guys":
Bij de A 100 en de B/C serie bestond het basis verschil hierin dat alle modellen uit die vergelijkbare periode, de A, B, C, D, Concert E en RT serie bijna 100% vergelijkbare instrumenten waren, opgebouwd met bijna dezelfde techniek, echter in verschillende houtsoorten en meubel uitvoeringen en mogenlijkheden. De D, Concert E en RT serie hadden geen 25 tonig vlak radiaal pedaal zoals bij de A, B en C het geval was, maar in plaats daarvan een 32 tonig radiaal concaaf AGO specificatie pedaal met eigen (elektronische) pedaal registers van 32'-1' Solo Pedal Unit.
De andere verschillen tussen deze serie orgels bestonden hierin dat de A en de D serie, respectievelijk de A-100 en D-100 ingebouwde eindversterkers, ingebouwde luidsprekers en een nagalm eenheid met eigen speakers hadden. Voor de rest is er geen enkel verschil, behoudens de meubel stijl en de houtsoort.
De toonwielgeneratoren, de versterkers en de klavieren etc. zijn in deze model serie, dus bij de A, B, C, D, Concert E en RT in veel gevallen één op één uitwisselbaar. Latere modificaties zijn hier buiten beschouwing gelaten, want die werden bij alle soortgelijke modellen als hier beschreven gelijktijdig doorgevoerd.
In de productiehal werd een willekeurige serie onderdelen bijeen verzameld. Zodra e.e.a. in een orgelmeubel was gemonteerd, kon vastgesteld worden werk type orgel was ontstaan. De productie methode was namelijk zoals hieronder beschreven en die heb ik in de fabriek meerdere malen met eigen ogen (AvdB) kunnen vaststellen: de lege meubels, de toonwielgeneratoren, klavier assemblies en andere zg. sub assemblies kwamen van elders en werden eerst tezamen gebracht bij de assemblage lijn.
Er kwamen verrijdbare metalen rekken met grote aantallen toonwielgeneratoren naar de productie afdeling. Zo kwamen er ook soortgelijke rekken met de complete manual assemblies inclusief de drawbar assembly al voorgemonteerd op de klavieren.
De meubel fabriek stond elders in Chicago, naar ik meen in Holland Park (!) en van daar uit werden de orgels in hun transportdoos met eigen vrachtwagens van de ene fabriek naar de assemblage fabriek vervoerd. Naast een soort rollenbaan werd de transportdoos van de het lege meubel gehaald, waarna die doos voor later - als het orgel gebouwd, getest en vrijgegeven was voor afleveren - werd bewaard. In de tussentijd werd die doos naast de productie lijn in tijdelijke opslag gezet. Vervolgens bleef de nog lege kast in de onderkant van de transportdoos staan en werd het geheel van onderkant doos en de kast op de rollenbaan van de productie lijn gezet. Daar waar nodig werd het geheel hydraulisch omhooggebracht, zodat men tijdens de productie niet gedurig hoefde te bukken.
Voor zover er verschillen te bespeuren zijn in klank, dan is dat het gevolg van afregeling van o.a. de pick-ups, het soort en de kwaliteit van de diverse weerstanden en caps, die van de buizen, dan wel van variatie tussen componenten.
Het allereerste exemplaar van de B-3werd gebouwd in October 1954 en wel speciaal voor de NAMM show in Chicago. De echte produktie begon pas in 1955. Hoewel de bekendste uitvoering, het alom bekende American Walnut is, is hij, op speciale bestelling ook geleverd in RED OAK, LIGHT CHERRY, PROVINCIAL FINISHES, EBONY HIGH GLOSS, RED MAHOGANY,P ALE WOOD en LIME OAK.
Er is ook een HAMMOND B3-S geweest aan het einde van de 70's. Dit orgel werd geleverd met pedaal-sustain en in Antwerpen, op speciale bestelling gebouwd. Ook zijn er, op bestelling, speciale kastuitvoeringen van geleverd.
Hier eerst de specs:
MODEL B-3 - 1955
2 61-Key Manuals
25 Pedals
Split Vibrato
Vibrato Chorus
Touch Percussion
Tonewheel Generator
4 Sets Drawbars
18 Changeable Presets
Locking Top
Tone Cabinet Required
Reverb in Tone Cabinet
Met alle features van zijn voorgangers, maar nu ook uitgevoerd met:
1) Touch Percussion 2nd en 3rd
2) Scanner vibrato, onafhankelijk voor boven en onderklavier inschakelbaar (met bovenop het bakje voor de Hammond-olie; 2 keer per jaar nodig). Scanner vibrato is een vinding van John Hanert, welke met zijn vele uitvindingen zorgde voor een enorm aantal Hammond patenten.
De oorspronkelijke folders van de B-3.
De B-3 werd van 1960 tot 1975 ook in ivoorkleurige lak uitgevoerd. De beroemdste organiste, die veel optrad met deze witte B-3, was Cherry Wayner
Hier bespeeld ze een wit model, al zijn hier nog extra goud-accenten aan toegevoegd.
En, zoals vele na haar, heeft ze ook meerdere kleur- en afwerkingsvariaties bedacht:
B-3 met een later ingebouwd TREK II bakstuk links naast het onderklavier.
Dit wordt wel bedoeld met z.g.a.n. Let op de sleutel van deze latere versie.
Binnenzijde van een mooie cherry uitvoering, destijds $ 2835,-
Dan mag je terecht trots zijn met twee Tall-Boys.
Door de loop der jaren kwamen steeds meer uitvoeringen en kleuren leverbaar.
B-3 Light Oak 1957
Hieronder een mooie zwarte (Ebony) B-3.
Met gesloten afsluitdeksel:
Originele en vrij zeldzame B3 Preset-registratiekartonnetjes.
Binnenzijde van een B-3 met prominent aan de rechterzijde de preset rails, waar eigen presets "geprogrammeerd" konden worden, wat bijna niemand gebruikte...
Hieronder de voorversterker van een B-3 / C-3
Dan nog het serienummerplaatje van een B-3. Oorspronkelijk had men metalen serienummerplaatjes, doch latere versies hadden geniete papieren exemplaren, die daardoor gemakkelijk teloor gingen indien deze aan de buiten- of onderzijde van het instrument waren bevestigd. Latere versies hebben altijd een papieren serienummerplaatje, met daarnaast soms een tweede onder de toonwielgenerator in de bodem of in de zijkant ontoegankelijk naast de klavieren van het instrument geniet.
Er waren ook zgn. "form"-series A1 t/m A4 ( zie eerste plaatje hierboven)
Er zijn verschillende methoden om de leeftijd van een B 3 te kunnen beschouwen:
1. Ronde of geribbelde (latere versies) draaiknoppen voor vibrato:
1946-1961
1962 en later
2. Hammond naam klein of groot (latere versies) geschreven:
1935-1965
1965-1969
3. Hammond naam met het toonwiel logo voor de naam voor latere versies
4. Plat sleuteltje met een ronde entree voor dat sleuteltje dan wel voor latere versies een reguliere sleutel met een traditioneel sleutelgat
5. In het houtwerk is aan de voorkant in het "oor" bij de ronding van het meubel een verticale snede aangebracht bij latere modellen
6. Drawbars met voetmaat indicatie en een iets andere vorm van de drawbarknop:
1934-1968
1969 en later
7. Eerdere versies hebben houten bakstukkennaast de klavieren, latere houten:
voor 1960
na 1969
Hieronder de originele Hammond B-3/C-3 pedaalverlichting:
Hieronder een zeer ongebruikelijke uitbreiding (zelfs met on/off-knop):
Er werd/wordt natuurlijk enorm veel aangepast aan de persoonlijke smaak van de organist, zowel vroeger, als nog steeds. Hieronder een B-3 welke uitgebouwd is naar drie klavieren.
Hier een video over het restaureren van een B-3: https://youtu.be/dvZ20TaAz4U
En tot slot, bijgenaamd "The Monster", een B-3 met een "opgebouwde F-100 / Extravoive, incl klavier:
Hier is een prachtige verzameling te vinden met de beroemdste Hammond-organisten. Ook zijn ze daar te zien en te beluisteren.
Tot slot een mooi verhaal over de B-3 :
Zoals vrijwel elke orgelkenner weet is de Hammond B3 een toonwielorgel. Het toonwielorgel is gebouwd op een elektromagnetisch principe. Op een stalen wiel ter grootte van een oude rijksdaalder wordt aan de rand een golfpatroon uitgesneden.
Dit golfpatroon is sinusvormig. Vlak voor de rand van dit z.g. toonwiel wordt een pickupelement geplaatst. Deze pickup bestaat uit een magnetische kern met een spoel eromheen. Als het toonwiel draait wordt er in de kern een wisselend magnetisch veld opgewekt, wat in de spoel resulteert in een elektrische wisselspanning.
Deze wisselspanning is uit de aard der zaak ook sinusvormig. Deze wisselspanning wordt op zijn beurt versterkt en via een luidspreker weergegeven. Dit resulteert in een sinusvormige toon. Deze toon heeft als kenmerk dat de boventonen ontbreken. Hij klinkt als een doffe fluit. Om nu alle sinusvormige tonen van de laagste t/m de hoogste voetmaat te produceren zijn 91 toonwielen nodig. Deze toonwielen hebben verschillende vertandingen d.w.z. het toonwiel dat de laagste toon produceert heeft 2 tanden. Zo zijn er ook toonwielen met 4, 8, 16, 32, 64, 128 en 192 tanden. Omdat het wiskundig en technisch niet mogelijk is om tussenliggende vertandingen te maken, draaien de verschillende toonwielen ook nog eens met verschillende snelheden. Dit gebeurt d.m.v. versnellingsbakachtige tandwielen in de toonwielgenerator.
Zo is de toonwielgenerator dus opgebouwd. De signalen worden geleid naar de drawbars. Daarvan zitten er negen in een set, voor elke voetmaat één. De voetmaten waarvan de B-3 gebruik maakt zijn: 16', 8', 5 1/3', 4', 2 2/3', 2', 1 3/5', 1 1/3' en 1'. Een drawbar kan in 8 stappen het volume van elke voetmaat regelen. Zodoende zijn er dus 8 tot de macht 9 mogelijkheden om de drawbars met elkaar te combineren, resulterend in evenzoveel klankkleuren.
Deze 9 voetmaten worden vervolgens toegevoegd aan een toetscontact systeem van 9 contacten per toets. Vervolgens wordt de klank eventueel van vibrato en/of van percussie voorzien en verder versterkt.
Een apart verhaal is het vibrato. Bij de meeste elektronische orgels was het in die tijd gebruikelijk om de oscillator (toongenerator) te moduleren om vibrato te verkrijgen. Dit was bij een toonwielorgel echter niet mogelijk. Je zou dan de netfrequentie moeten gaan variëren en dat was technisch niet mogelijk. Om toch het toonwielorgel van vibrato te voorzien koos men voor een scanner en een 16 tal LC‑netwerken, die elk een ander waarde hebben. LC‑netwerken zijn schakelingen die een bepaalde vertraging van het signaal veroorzaken. De scanner zelf is opgebouwd uit 16 variabele condensatoren. De scanner heeft een 16‑tal vaste delen in een kring gegroepeerd.
Tussen die vaste delen draait een rotordeel die dus per omwenteling 16 maal capacitief contact maakt met de vaste delen. De LC‑netwerken zijn verbonden met de vaste delen van de scanner. Wanneer nu een signaal aan de rotor wordt toegevoerd zal dit signaal steeds een ander LC‑netwerk gaan doorlopen. Het signaal wordt dus telkens iets anders vertraagd. De rotor draait met een dusdanige snelheid dat alle aftakkingen éénmaal per seconde worden verbonden. Het zijn dus de variabele faseverschuivingen in het signaal die het vibrato veroorzaken. Het is dus in feite geen frequentiemodulatie, maar fasemodulatie van het signaal. Dit veroorzaakt een veel mooier en dieper vibrato dan conventioneel vibrato, dat door modulatie van de oscillator wordt opgewekt. Door verschillende delen van het netwerk anders te schakelen krijgt men verschillende soorten vibrato. Van zeer licht tot zeer diep. Tevens is het op deze manier mogelijk om gescheiden vibrato toe te passen, dat wil zeggen dat elk manuaal afzonderlijk van vibrato is te voorzien. Immers het vibrato‑effect wordt later in de schakeling toegevoegd, zodat er ook nog een strak signaal voorhanden is.
Hier is een mooie film te zien en te horen hoe het effect van een scanner-revisie kan uitpakken.
Nog een ander voordeel is het chorusvibrato. Dit is een vermenging van het strakke signaal met het vibratosignaal. Dit alles is nooit te bereiken met conventioneel vibrato. Als daar vibrato in het signaal zit is er namelijk geen strak signaal meer voorhanden.
De layout van een B-3 is als volgt: 2 manualen van elk 5 oktaaf recht boven elkaar. Aan de linkerzijde van elk manuaal zitten 12 toetsen in omgekeerde kleuren welke de presets bedienen.
Boven de klavieren zitten 5 sets drawbars: de twee meest linker sets van elk 9 drawbars zijn voor het bovenmanuaal, de twee meest rechter sets van elk 9 drawbars zijn voor het ondermanuaal en de twee drawbars in het midden zijn voor het pedaal (16' en 8').
Geheel links van de drawbars zitten 3 registertabs met van links naar rechts: "volume soft", "vibrato bovenmanuaal aan/uit" en "vibrato ondermanuaal aan/uit". Tussen deze registertabs en de drawbars van het bovenmanuaal zit een draaiknop met 6 standen: 3 standen voor het vibrato (V1, V2 en V3) en drie standen voor het chorusvibrato (C1, C2 en C3).
Geheel rechts naast de drawbars van het ondermanuaal zitten 4 registertabs met van links naar rechts: "percussion aan/uit", "percussionvolume normal/soft", "percussiondecay slow/fast" en "percussion harmonic selector second/third".
Boven deze percussiegoep zit de netschakelaar en de startschakelaar van het orgel.
Om het orgel aan te zetten moet eerst de toonwielgenerator worden opgestart. Je drukt dan de startschakelaar naar achteren en je hoort de startmotor op toeren komen. Als het toerental niet meer verandert druk je de aan/uit schakelaar naar achteren en je houd de startschakelaar nog enige tellen vast, waarn je hem los laat. Die springt dan vanzelf weer naar voren.
Onder zit het pedaal van twee octaaf en het zwelpedaal, die met een stang het orgel ingaat en in het orgel een variabele condensator bedient.
De preset toetsen worden als volgt gebruikt: de B is voor de linkerset drawbars van het betreffende manuaal, de Bes is voor de rechterset drawbars van het betreffende manuaal. De rest van de presettoetsen ligt vast. Deze zijn overigens wel te wijzigen. Daartoe moet het orgel aan de achterkant worden opengemaakt. Aan de linkerkant van het orgel zitten de presetrails waar draden met behulp van schoefjes op bepaalde punten kunnen worden vastgezet.
Ook sommige andere merken zijn voorzien van drawbars of drawbarachtige registers. Denk aan Wersi, Böhm, Gulbransen, Yamaha etc.
Toch klinken deze orgels anders dan een B-3, terwijl ze in principe ook uitgaan van sinusvormige signalen. Hoe komt dit nu?
Allereerst ligt dit aan de toonwielgenerator. De stemming van een toonwielgenerator is net iets anders dan het zogenaamde 'wohltemperierte klavier'. Dat wil zeggen de pianostemming. Orgels staan ook meestal op deze stemming. Dat de stemming van een toonwielorgel anders is heeft te maken met het feit dat een toonwielgenerator een mechanisch apparaat is. Daardoor zijn er beperkingen om de tonen variabel te stemmen. Dit veroorzaakt minieme zwevingen tussen de tonen in bijvoorbeeld een akkoord. Verder bestaat er overspraak tussen de pickups en nabij gelegen toonwielen.
Dit geeft de zogenaamde leakage. Dit is het lekken van signalen van toonwielen naar de verkeerde pickups, maar ook het lekken van signalen in de zogenaamde matching trafo. Verder zijn toonwielen allemaal afgeveerd. Tijdens het opstarten en draaien van de toonwielgenerator draaien de toonwielen niet altijd helemaal constant op de juiste snelheid, waardoor er fasevariatie in het geluid ontstaat.
Omdat er sprake is van 9 schakelcontacten per toets spreekt elke voetmaat tijdens het indrukken van een toets op een ander moment aan. Dit kan je waarnemen door van een manuaal alle drawbars uit te trekken en de toets heel langzaam in te drukken. Je ontdekt dan dat elke voetmaat op een ander moment hoorbaar wordt.
(onderzijde drawbars)
Ook ontstaat er een schakelklik bij elk schakelmoment als je een toets indrukt. Omdat er negen schakelmomenten zijn is de schakelklik bij de B-3 nogal geprononceerd. Men ervoer die schakelklik altijd als onwenselijk en men heeft in later ontwikkelde modellen dan de B-3 geprobeerd deze klik te onderdrukken. De B-3 bespelers hebben deze zgn. keyclick echter altijd als onlosmakelijk onderdeel van het geluid ervaren en weten te waarderen. Zelfs zozeer dat andere fabrikanten dan Hammond deze klik zelfs elektronisch gingen nabootsen!
Een ander zeer karakteristiek kenmerk in het geluid van de B-3 is de zogenaamde foldback. De hogere voetmaten vanaf de 2 2/3' van de B-3 repeteren vanaf een bepaalde toets. De 1 voet komt slecht tot de fis van het vierde octaaf. Daarna springt hij vanaf de daaropvolgende G een octaaf naar beneden en dit herhaalt zich het volgende octaaf. De voetmaten 2 2/3' t/m 1 1/3' repeteren op deze wijze vanaf een hogere toets. Ook naar beneden treedt dit verschijnsel op. De 16' heeft dezelfde toonhoogte in het laagste octaaf als in het tweede octaaf. Dit verschijnsel zorgt onder anderen voor het zeer karakteristieke Hammondgeluid. En wel zodanig dat merken die de Hammond klonen ook dit verschijnsel nabootsen. Ook de New B-3, die een natuurgetrouwe kopie van Hammond zelf is, heeft de foldback regelrecht overgenomen. Dat Hammond niet zover is gegaan dat alle voetmaten op alle toetsen zonder foldback doorlopen heeft te maken met kostenoverwegingen en een ruimteprobleem. De toonwielgenerator zou zoveel groter moeten worden dat er een aanzienlijk grotere kast had moeten worden gebouwd. Bovendien zou het orgel nog veel zwaarder zijn geworden.
De spinetmodellen echter kennen de foldback niet. In deze modellen hoor je de voetmaten helemaal niet meer vanaf de toetsen waarop ze op de consolemodellen worden herhaald.
Als de percussie aanstaat valt de 1' uit. Dit is ook uit kostenoverwegingen gedaan. De negende schakelrail van de toetscontacten is bestemd voor de 1 voet óf voor de percussie. In de praktijk kan je hiervan gebruik maken door dit verschijnsel als preset te gebruiken. Je trekt de 1' drawbar uit en schakelt de percussie in. Op het moment dat je de percussie uitschakelt hoor je de 1'. Dat geeft een wezenlijk ander geluid en is in registratiewisselingen goed te gebruiken.
Verder is het zwelpedaal echt een expressiepedaal bij de B-3. Als je hem intrapt krijg je niet alleen hogere volumes maar tevens een ander geluid. De middenfrequentie krijgt meer volume dan de lagere en hogere frequenties. Dit heeft te maken met het feit dat het volumepedaal gekoppeld is aan een variabele condensator. Die condensator werkt tevens als variabel filter.
Als je een B-3 hoort, valt met name bij hogere volumes op dat er vervorming op gaat treden. Dit is een natuurlijke oversturing van de buizen in het versterkergedeelte. Met name in combinatie met een buizen‑Leslie treedt dit verschijnsel op. Ook dit wordt in moderne klonen weer nagebootst. Meestal zit daar dan een draaiknop op met de tekst "overdrive", zodat de vervorming traploos is in te stellen.
Zoals al eerder is aangegeven, is het het scannervibrato uniek te noemen. Zowel uniek in constructie als in geluid. Met name het chorusvibrato (strak signaal in combinatie met vibratosignaal) geeft de B3 een unieke sound.
Veel Hammondbespelers in het professionele circuit hebben hun B-3 en hun Leslies laten aanpassen en/of restaureren. Eén van de gewenste opties is het laten MIDIficeren van hun instrument. Dit is met bepaalde kits die geleverd worden door bekende aftersalesmerken zoals TrekII of Goff professional, vrij makkelijk te verwezenlijken. Chuck Leavell, de vaste keyboardman van de Rolling Stones, heeft dit laten doen. Hij sleept zijn zogenaamde midi‑B altijd mee tijdens de tours van de Stones. (Hier verteld hij alles over zijn apparatuur)
Hotrodding heeft te maken met vervanging van de elektronische onderdelen zoals buizen en afstelling van de pickups. Je kan bijvoorbeeld een voorversterker erbij laten bouwen die compleet in de handel is (TrekII). Hierdoor wordt het geluid nog beter en makkelijker overstuurd.
Verder zijn er veel aftersalescomponenten en devices beschikbaar om een B-3 uit te breiden. Zoals TrekII stringbas of een TrekII nagalm. Deze producten functioneren zeer goed. Ze zijn dan ook speciaal voor de B-3 ontworpen.
Restauratie is altijd een optie bij een gebruikte B-3. De laatste exemplaren zijn geproduceerd in 1975 en in de loop van 30 jaar tijd of langer veranderen de waarden van de elektronische componenten, zoals de waarden van de condensatoren,
die een belangrijk onderdeel van de toonwielfilters vormen. Tevens worden bij restauratie alle buizen vervangen, soldeerlassen vernieuwd, toetscontacten schoongemaakt, etc. Na zo'n grote beurt is het orgel weer als nieuw en kan er weer 30 jaar tegenaan. Veel organisten on the road laten hun instrument portable maken. Er zijn verschillende bedrijven in Nederland die zich daarin hebben gespecialiseerd.
Omdat het hart van een B3 een mechanisch draaiende machine is, is olie onontbeerlijk.
Voor het smeren is een vernuftig systeem aangebracht van katoenen draadjes die van de drie cupjes, waar de olie in moet, naar de lagers lopen.
In de cupjes moet speciale Hammondolie (zuurarm en harsvrij). Door elk jaar 1 ml olie in elk cupje te doen zuigen de katoenen draadjes door capillaire werking de olie op en vervoeren deze naar de lagers.
Verder onderhoud is niet nodig aan een toonwielorgel.
Verder is het Hammond pas rond het jaar 2000 gelukt, de "blauwdruk" van het toonwielorgel volledig te digitaliseren en o.a. als "New B-3" op de markt te brengen .
De New B-3 is direct te herkennen aan het vierkante "blokje" rechts onder de klavieren. Hierin bevindt zich een schuiflaatje met een bedieningspaneel en display om instellingen en klankaanpassingen te realiseren en vast te leggen.
Van dit nieuwe generatie model is o.a. ook een design uitvoering gemaakt door een Nederlander ontworpen, de "Ultimo":
En ook nog een "portable":
Op het internet is nog een massa aan extra wetenswaardigheden en video's te vinden,
over het meest beroemde elektrische orgel ter wereld, welke nog vele generaties meekan.
Op deze website plaatsen we cookies die de website goed laten werken of anoniem het gebruik van onze website analyseren.
We plaatsen geen cookies waar u toestemming voor moet geven. Meer informatie vindt u in onze privacyverklaring of geef akkoord en sluit deze melding.