Tekst: Guus Essers
Bernard Drukker (1910-1992) wordt door velen beschouwd als een van de grote pioniers en pleitbezorgers van de Hammond, het theaterorgel en het elektronisch orgel. Hij was een onvermoeibare voorvechter van het introduceren van moderne muziekstijlen in het muziekonderwijs, zowel voor amateurs als voor professionele musici. Drukker was de eerste hoofdvakdocent Elektronisch orgel aan de conservatoria van Enschede en Maastricht. Dit artikel is een bewerking van een interview uit 1981 in het blad ‘Orgelwereld’.
Als je met Bernard Drukker over muziek, of - nog beter - over orgels begint, dan raak je de eerste uren niet uitgesproken. Als je hem ziet spelen achter zijn Godwin-orgel, of achter zijn machtige Hammond-H100 toonwiel, en je hoort hem vriendelijk maar beslist doorpraten, dan raak je er steeds meer van overtuigd dat je zo ongeveer met de 'uitvinder' van het elektromechanisch orgel, én van het elektronisch orgel hebt kennisgemaakt. En voor Nederland is dat tot op behoorlijke hoogte zeker zo. Bernard Drukker geldt als de pionier op orgelgebied in ons land. Als destijds Bernhard van Leer, de vatenfabrikant en musicus hem niet als 'reizend' organist in dienst had genomen, stonden er in de jaren '80 niet zoveel elektromechanische en elektronische orgels in Nederland. In het jaar 1981 is Bernard Drukker inmiddels 71, en nog immer actief aan het werk. Drukker haalt er zijn schouders over op: "ik hoop", zegt hij eenvoudig, "dat ik iets aan de populariteit van het orgel heb kunnen bijdragen. En nog meer, dat ik iets hebben kunnen doen aan de erkenning van het orgel als volwaardig muziekinstrument".
In 1981 zit de organist 58 jaar in het muziekvak. Nog steeds werkt Drukker "zich het lazarus", zoals hij dat zelf zegt. Hij speelt, hij demonstreert, hij doceert, hij schrijft boeken en hij praat graag over zijn grote liefdes: zijn muziek en zijn orgels. Hij heeft zijn hele muzikale leven vooral voorrang gegeven aan wat vroeger nog wel eens denigrerend "de populaire muziek" werd genoemd. Dit, ondanks (of misschien wel dankzij) dat hij een conservatoriumopleiding heeft gedaan en in Wenen is gepromoveerd tot jonge doctor in de Musicologie. In de oorlog vormt hij het Groot Joodsch Amusementsorkest.
In 1942 duikt hij met zijn gezin onder. Bernard overleeft als enige de oorlog. Nog ondergronds begint hij met zijn studie medicijnen, die hij afrondt met het doctoraal arts-examen.
Met zijn befaamde AVRO-radioprogramma 'Vijftien minuten wereldmelodieën op het pijploos orgel' werd Bernard Drukker in de fifties mateloos populair. In het puriteinse Hilversum werd iedere vorm van sluikreclame gedecideerd vermeden, dus dat het "pijploos orgel" een prachtige Compton of een vette Hammond A-100 was, was een goed bewaard gebleven geheim - behalve voor de enorme schare toonwielfanaten, die al vanaf de eerste maten van de uitzending tevreden vaststelden dat het met hun favoriete geluid het komende kwartier weer helemaal goed zat. Drukker deed het programma 16 jaar lang, lang genoeg om samen met Cor Steyn als de meester-organisten van ons land te boek te staan.
Nog steeds is de muziek zijn leven, en nog steeds heeft hij een bloedhekel aan - zoals hij dat zelf noemt - de hoge-boorden-muzikanten. Door zijn voormalige baan als hoofdvakdocent Elektronisch orgel aan het conservatorium is hij neergestreken in een fraaie bungalowwijk in het Twentse 'zout'-dorp Boekelo, waar hij overigens niet echt een onopvallend bestaan leidt. In de werkkamer staat een ruime voorraad orgels, piano's en synthesizers, en overal platen en boeken over en mét muziek. Plus een geluidsinstallatie van heftig formaat. In het jaar van het interview staat zijn samen met Hans Goddijn geschreven 'Handboek voor elektronische orgels en synthesizers' op punt van verschijnen (andere boeken van zijn hand zijn 'Autobiografie' en 'Van Popmuziek tot Klassiek' - GE).
En de plannen voor een volgende publicatie liggen dan ook al op de plank. Met zijn lange carrière in de media en de muziek is hij beter dan wie dan ook in staat om ook klassiek geschoolde musici wegwijs te maken in de wereld van de radio, de platenstudio's en de televisie.
Bernard Drukker: "als een muzikant van het conservatorium afkomt, weet hij nog niets. Ja, OK, ze kennen honderden muziekstukken, kunnen alles opschrijven over het leven van Scarlatti of Vivaldi". Hij vervolgt: "maar als ze in een opnamestudio zijn, weten ze niet wat 'overschrijven' inhoudt, een 'beetje delay', op de tafel 'indubben', of 'ik gooi de compressor/limiter er wel op' ... Daar werk ik een beetje naartoe, een beter wederzijds begrip, naar de overbrugging van de kloof tussen de hoge-boorden-musici, en de muzikanten uit het amusementsvak". Want amusementsmuziek is een vak op zichzelf. Klassiek geschoolde musici kunnen bijvoorbeeld zelden swingen, naar het oordeel van de organist. "Maar dat is natuurlijk best te leren: het 'reading between the lines' is erg belangrijk. En als die kloof eenmaal overbrugd is, wekt dat ook tot een groter begrip van de - laten we zeggen - leek of beginner". Hij vindt het schitterend dat er zoveel tienduizenden orgels in de Nederlandse huiskamers staan. Dat zoveel mensen plezier beleven aan een actieve, muzikale hobby.
"Sommigen spelen zeer goed en gaan verder, anderen blijven gezellig tussen de schuifdeuren. Allebei prima. Ik vind het ook uitstekend dat er in orgelwinkels behoorlijk wordt lesgegeven. In ieder geval zo, dat de beginnende organist al snel iets kan spelen. Als er in de winkels ook een beetje op de vingerzettingen en de stand van de handen wordt gelet is het helemaal prachtig, want de organisten die later verder willen, op een muziekschool, muzieklyceum of nog meer, hebben dan tenminste een goede basis. Muziek is schitterend en het elektronisch orgel is een fantastisch hulpmiddel. Voor de één een vrijwel onbeperkt middel om zijn expressieve talenten en creativiteit uit te drukken. Voor de ander een soort therapie om stress en overspanning tegen te gaan: muziek als een soort medicijn".
Hij is klein van stuk, Bernard Drukker, en hij draagt een dikke bril met een zwaar hoornen montuur. Zijn 'handelsmerk', hoewel hij de bril steeds kwijt is. Nerveus tast hij dan om zich heen en als hij 'm even niet kan vinden roept hij geprikkeld "verdorie, en ik heb er wel tien!". Zijn woorden onderstreept hij doorlopend met een riedel op de toetsen. Telkens verklankt hij wat hij bedoelt of zet hij zijn tekst kracht bij op de piano of op de Hammond met een paar losse gealtereerde akkoorden. Hij zit vol met schitterende muzikantenuitdrukkingen, én hij weet waarover hij het heeft als hij ze gebruikt: ook de etymologie - waar de woorden vandaan komen - beheerst hij. Wij hebben het als muzikanten onder elkaar regelmatig over 'schnabbels' als we ergens een optreden krijgen. Drukker weet haarfijn te vertellen dat het woord afkomstig is uit de Joodse getto's in Warschau. Het woord ontstond daar, omdat de Joden daar uitsluitend de vuile en minderwaardige karweitjes mochten opknappen. Later werd een 'los karweitje' een 'schnabbel' en tot de dag van vandaag weet bijna iedere muzikant wat ermee wordt bedoeld. De jiddische gein overheerst in de teksten van Drukker, ook als hij bijvoorbeeld praat over een muzikant die goed is voor z'n moeder - "hij speelt weliswaar niet al te best, maar laat maar zitten, want hij is heel aardig". En ook als hij het heeft over de hoge-boorden-musici of een koefnoentje (Jiddisch voor: voor niks, zonder tegenprestatie, gratis plek of vrijkaartje - GE).
Machine
Bernard Drukker wordt echt serieus als we op het onderwerp 'orgels' uitkomen. "Een elektromechanisch of elektronisch orgel is in de eerste plaats een machine: je moet 'm leren bedienen. Zelfs de beste organist kun je niet beoordelen als hij voor het eerst achter een vreemd orgel zit. Het verschil met elk ander instrument is de techniek. Een piano geeft direct geluid, een saxofoon ook. Maar een elektronisch orgel is altijd anders, de registers zijn afwijkend, kortom ieder orgel heeft zijn eigen karakteristiek. Het is belangrijk dat iedere muziekhandelaar die orgels verkoopt, het publiek op de eerste plaats leert de orgels goed te bedienen. Een goede leraar zal de aspirant-organist ook snel een paar foefjes leren, waardoor de leerling of leerlinge spelenderwijs steeds meer plezier in het orgelspelen krijgt. En ik ben het met Rick van der Linden (1946-2006; organist/toetsenist van de Nederlandse rockformaties Ekseption en Trace - GE) eens, die zegt dat mensen met meer aspiraties gestimuleerd moeten worden om méér in de muziek te gaan doen".
Kleine Café aan de Haven
De oud-conservatoriumdocent gaat verder: "daarom is het zo belangrijk dat de basis die gelegd is, goed is. Degene die eenvoudig wil blijven spelen kan dat eenvoudige best leren. Of niet soms? De Sonata Facile van Mozart is in al zijn simpelheid toch prachtig? (De pianosonate nr.16 in C-majeur, KV 545, is een pianosonate van Wolfgang Amadeus Mozart uit 1788. Het stuk duurt ongeveer 14 minuten en heeft Sonata facile of Sonata semplice als bijnaam - GE.) En Misty van Erroll Garner is behoorlijk gecompliceerd, dus zorg ervoor dat dat goed wordt ingestudeerd. Goed, of helemaal nìet bedoel ik".
Eenvoudig moet óók goed zijn, moeilijk ook. De muziekzaak, orgelleraar en de muziekschool kunnen er veel aan doen om de mensen ervan te doordringen dat eenvoudige én gecompliceerde muziek allebei mooi kunnen zijn, zolang het maar goed gespeeld wordt". Het Kleine Café aan de Haven van Vader Abraham (componist Pierre Kartner, 1935-2022 - GE), noemt Drukker schitterend in al zijn eenvoud en hij vergelijkt op dat punt Kartner zelf met Joseph Haydn.
Toch maar geen dokterspraktijk
In zijn enthousiasme dwalen zijn gedachten af en toe af naar vroeger, en dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk voor een man die er bijna 60 jaar in de muziek op heeft zitten. Hij weet nog goed dat hij als 6-jarige al orgel speelde. Dat hij als 14-jarige les kreeg van Pierre Palla op het Wurlitzer theaterorgel in het Amsterdamse Tuschinski Theater. Al die tijd wist Drukker al wat hij wilde worden: organist. Ondanks het feit dat hij medicijnen ging studeren en het tot arts bracht, is hij de muziek altijd trouw gebleven. Van een dokterspraktijk is nooit iets terecht gekomen, van een zeer opmerkelijke muziekcarrière zeer zeker wel. Na zijn eerste optredens in Tuschinski, waar hij van Pierre Palla zelfs artiesten mocht begeleiden, kwam Bernard in het Cinema Royal Theater op de Nieuwendijk terecht. En kreeg prompt onenigheid met mentor Palla, een muzikale vete die meer dan 18 jaar heeft geduurd. Johan de Jong speelde op de Nieuwendijk en de piepjonge Drukker mocht namelijk zijn remplacant worden. Hij werd bevorderd tot eerste organist toen Johan de Jong bij de VARA in vaste dienst kwam.
'Now Is The Hour' in G
Bernhard van Leer, de muzikant en vatenfabrikant, haalde als eerste Hammondorgels naar Nederland. Drukker had toen een serie goede schnabbels in het prestigieuze Amstel Hotel; Van Leer vroeg hem om 'reizend' organist te worden. Drukker reisde bijna 2 jaar de halve wereld af met zijn Hammond A-orgel, totdat het reizen en demonstreren hem begon te vervelen en hij weer in Cinema Royal ging spelen. Na de oorlog vroeg de AVRO hem voor 15 minuten op het "pijploos orgel" in de studio in Hilversum te spelen na afloop van het populaire radioprogramma De Bonte Dinsdagavondtrein (de Bonte Dinsdagavondtrein was een Nederlands radioprogramma dat van 1936 tot 1940 en van 1945 tot 1957 door de AVRO werd uitgezonden. Het was een van de populairste programma's uit die dagen en het zorgde voor de eerste landelijke bekendheid van de optredende artiesten - GE). De verbintenis ging evenwel liefst 16 jaar duren. Door de talloze '15 Minuten' pijploos spelen kreeg Bernard Drukker zijn grootste populariteit in ons land. Zijn herkenningsmelodie 'Now Is The Hour' werd door heel Nederland gezongen of geneuried [een AVRO-opname van Bernard Drukker uit 1960 - die het nummer in G speelt - staat op YouTube:
Als je in de krantenarchieven duikt komt Bernard Drukker op exact dezelfde wijze naar voren als ten tijde van dit interview (in 1981). Koppen als 'Arts-organist weer in de Cinema Royal', 'Drukke Drukker' en 'Bernard Drukker speelt met symphonieorkest' staan boven verhalen die vertellen over de sympathieke arts-organist, die als een zeer bezig baasje door het naoorlogse muziekleven suisde. Gedurende een vijftal jaren emigreerde de organist naar Down Under, maar in het verre Australië kreeg hij al snel een ongelooflijke heimwee naar zijn Mokum, dus keerde hij rap terug toen hij vernam dat hij aangenomen was als stadsbeiaardier in Amsterdam. In 1970 werd hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, en in 1973 bereikte hij naar zijn idee de top van zijn loopbaan, toen hij werd benoemd tot hoofdvakdocent Elektronisch orgel aan de conservatoria van Enschede en Maastricht. Deze beide aanstellingen waren pas de échte erkenning voor de man die tientallen jaren had geknokt om het elektronisch orgel een volwaardige plaatst tussen de muziekinstrumenten te geven. En veel van zijn stellingen nadien getuigen nog van een defensieve aanpak, zo in de trant van: "denk maar niet dat een viool, een contrabas, een vleugel of een trombone de enige echte muziekinstrumenten zijn ... het elektronisch orgel hoort daar wel degelijk bij!".
Het is duidelijk dat Drukker zich jarenlang mateloos heeft geërgerd aan al die laatdunkendheid van de hoge-boorden-musici ten opzichte van de Hammond-organisten. Hij was één van de voorvechters van de introductie van jazz en populaire muziek op de Nederlandse conservatoria (mede op zijn instignatie startte het Ministerie van OCW in 1975 de Oriëntatiecursus Lichte Muziek (OLM) simultaan in Rotterdam, Zwolle en Haarlem, als een experimentele studierichting op de drie conservatoria. De OLM was bedoeld als laboratorium om vanuit de resultaten na afloop vanaf 1979 de daadwerkelijke formele jazzopleidingen aan de Nederlandse conservatoria te starten - GE). Drukker: "het is toch logisch dat niet alle musici meteen maar aan de slag kunnen in de kunst met een Grote K?". Zijn vaste refrein was dan ook: "wat is ertegen om ook iets van andere muzieksoorten te leren? Wat kan het bezwaar zijn voor een musicus om eens een lekker chorusje te leren spelen, losser te leren improviseren en moderne toonzettingen te leren gebruiken?".
Het vechten is voorbij. Het hoeft niet meer, want het elektronisch orgel wordt inmiddels al lang als een echt muziekinstrument erkend. Er wordt met waardering over gesproken en Bernard Drukker is trots dat het elektronisch orgel niet langer uitsluitend in de sfeer van bruiloften en partijen meer zit. Dat het daar nog altijd solo of in een combo wordt bespeeld vindt hij een prima compliment, want dat is een teken van waardering en populariteit. "Met orgelspelen bestrijdt je depressiviteit, sikkeneurigheid en stress. Je wordt weer vrolijk en opgeruimd. Dus je blijft er jong bij", zegt hij breed lachend. En besluit met een vet Bes7-akkoord op de nog steeds ruisende Hammond H100. ◄
Dit artikel is een bewerking door Guus Essers van de oorspronkelijke publicatie uit het voorjaar van 1981 in het blad Orgelwereld, 2e jaargang, nr.2, p.4-6. Hierin heeft Berry Zand Scholten een interview met Bernard Drukker. Aanvullingen en correcties o.m. uit Wikipedia, Orgelwereld, archief Hammond Orgel Club Holland/ & Clubblad Turning Wheel.
Op deze website plaatsen we cookies die de website goed laten werken of anoniem het gebruik van onze website analyseren.
We plaatsen geen cookies waar u toestemming voor moet geven. Meer informatie vindt u in onze privacyverklaring of geef akkoord en sluit deze melding.